De tuin geeft je wat je nodig hebt
Kunstenaar Claude Monet legde in 1883 een tuin aan in Giverny, vlak bij Parijs. Het werd de bron voor veel van zijn schilderijen. Je kunt de tuin nog steeds bezoeken. Maar wie voorlopig niet naar Frankrijk gaat, kan afreizen naar Laren: daar is nu ook een schilderij te zien dat hij in zijn tuin maakte.
Je kunt bijna niet geloven dat je er niet geïnspireerd zou raken. Als je de tuin betreedt die de impressionistische schilder Claude Monet vanaf 1883 aanlegde bij zijn huis in het Franse dorpje Giverny stap je in een droom. Een deken van roze, paars, rood, geel en iedere denkbare kleur groen wordt om je schouders gelegd. De bezoekers die in lange, dikke rijen staan te wachten voor de ingang, worden stil. Er tsjilpen vogels, je hoort ruisend blad. Voor het roze geschilderde huis met groene luiken kun je op een bankje zitten, onder een rozenstruik. Je kunt ook naar binnen, het atelier van Monet in, en vanuit de ramen naar buiten kijken. Nog mooier: vanuit de slaapkamer op de eerste verdieping de tuin bezien. Je zult maar in zo’n kamer wakker worden.
Claude Monet zei ooit dat hij zijn schilderkunst te danken heeft aan de bloemen, en dat begrijp je direct als je zijn tuin bezoekt. Monet kwam hier in 1883 als 43-jarige wonen met zijn twee zoons en zijn tweede vrouw, die zes kinderen meebracht. Hij settelde zich in Giverny nadat hij in 1879 een reis met kunstenaar Pierre-Auguste Renoir had gemaakt door het Middellandse Zeegebied. Kunstenaars richtten zich steeds meer op de beleving van het moment, met aandacht voor kleur en licht. Ze gingen in de openlucht werken. Je hoefde niet meer ver van huis om thema’s te vinden voor je schilderkunst. Het impressionisme werd geboren en ook de tuin werd een geliefd onderwerp voor de schilderkunst.
Dat had ook te maken met de groeiende economie en het ontstaan van een nieuwe middenklasse in Amerika en West-Europa. Mensen konden simpelweg een huis met een tuin betalen en die tuin bovendien laten aanleggen. Steden kregen parken en ‘vrije tijd’ werd iets wat een mens nu eenmaal nodig heeft. Nieuwe bloemen- en plantensoorten werden geïmporteerd en kassen werden gebouwd.
Bruikleen
In museum Singer Laren wordt deze geschiedenis weergegeven bij de expositie ”Geschilderde tuinen”, die tot 26 augustus te zien is. De tuin staat er centraal als onderwerp voor kunstenaars en is uitgewerkt in thema’s als ”bloemen”, ”de tuin van de kunstenaar” en ”mystieke tuinen”. Er hangen kunstwerken van realistische kunstenaars Pyke Koch en Carel Willink, maar vooral ook veel schilderijen van impressionisten als Théo van Rysselberghe, Léon De Smet en Emile Claus. Van het Stedelijk Museum Amsterdam heeft de expositie ”La maison à travers les roses” (”Het huis tussen de rozen”) van Claude Monet in bruikleen en het hangt er eenzaam aan een muur, als voorbeeld van een absolute grootheid als het over de band tussen kunstenaar en tuin gaat. Het schilderij behoort tot een serie van vier en bleef na Monets overlijden in 1926 achter in het atelier.
In deze tentoonstellingsruimte hangen ook schilderijen van Emile Claus, Anna de Weert, Gustave Caillebotte en Emil Nolde, voor wie allemaal geldt dat ze mooie aangelegde tuinen hadden en dat die tuinen een heel belangrijk onderwerp van hun kunst vormde. Voor Monet was de tuin uiteindelijk nog het enige onderwerp van zijn kunst. „Mijn tuin is mijn beste kunstwerk”, zei hij zelfs. Hij schilderde zijn tuinen niet alleen, maar legde ze ook aan en had een grote kennis van soorten en van het kweken van bloemen en planten. Hij liet bloemen importeren en had een kas waarin hij zelf werkte. Hij ontwierp de borders en stelde de kleurenschema’s samen.
De tuin werd een manier van leven. Gasten werden uitgenodigd in de bijbehorende villa en rondgeleid in de tuin. Monet had zeven tuinmannen in dienst en zelfs toen hij steeds slechter ging zien, bleef hij in zijn tuin schilderen. De expositie ”Geschilderde tuinen” is als een tuin vormgegeven door de verschillende groentinten op de muren in de expositieruimten. Het geheel brengt een weemoedig gevoel in je naar boven zoals je dat kunt hebben op een zonnige zomermiddag als je in het grasveld ligt en de kinderen onder een boom op een kleedje aan het spelen zijn. Het wordt verbeeld in het schilderij ”Meisje in de hangmat” dat Robert Graafland in 1910 schilderde. Ze leest een boek. Bloemen omringen haar. De zon schijnt. Het leven is goed.
Maar het is ook vergankelijk, dat besef is nabij als het leven zo goed is. Na een bloeiende zomer valt het blad en wordt het herfst. Takken worden kaal en bloemen verwelken. In de tuin komen alle seizoenen voorbij en die worden ook verbeeld tegen de achtergrond van de vergankelijkheid van het leven.
Mystieke plek
De tuin is een mystieke plek en staat symbool voor de plaats waar God en mens elkaar ontmoeten. Op het schilderij ”Meisje met hortensia” dat Léon Frédéric in 1915 maakte, zie je een meisje dat een bloeiende hortensia vasthoudt. Ze kijkt omhoog naar twee vlinders die boven die bloemen fladderen, maar over haar wangen lopen tranen. Vlinders staan symbool voor de ziel, en misschien treurt het meisje om twee gestorven geliefden, staat er op de muur van de expositieruimte.
In de tuin van Carel Willink hangt de dreiging in de lucht. Het schilderij ”Tuin in de winter” maakte hij in 1959, maar van de schilderijen die hij in de jaren dertig maakte, wordt gezegd dat de Tweede Wereldoorlog erin werd voorspeld. Iets wat Willink zelf altijd ontkende.
De tuin van Claude Monet in Giverny voelt ook als een mystieke plek. Misschien nog wel het meest bij de vijver met de waterlelies, waar het donkere water veel verbergt. Per jaar lopen hier 600.000 toeristen over de Japanse brug. Ze nemen selfies in een omgeving die ze zagen op een van de meest gereproduceerde schilderijen uit de moderne kunst.
”Geschilderde tuinen” is tot en met 26 augustus te zien in Singer Laren. singerlaren.nl