Arbeidsdeelname bijna op pre-crisisniveau
De arbeidsparticipatie, het percentage van de bevolking dat betaald werk verricht, is in Nederland weer bijna op het niveau van voor de crisis. Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) liep het percentage werkenden vorig jaar op tot 66,7 procent van alle 15- tot 75-jarigen. In 2008 was dit 67,9 procent.
Het percentage loopt pas sinds 2015 weer op. De netto-arbeidsparticipatie is volgens het CBS een belangrijk economisch en maatschappelijk gegeven. Daarbij wordt overigens niet gekeken naar de hoeveelheid uren die iemand werkt.
Een hoge arbeidsdeelname is onder meer van belang voor de inkomens van huishoudens en de houdbaarheid van de overheidsfinanciën. Verder zijn mensen met betaald werk in doorsnee gelukkiger dan mensen zonder werk.
Uit het CBS-rapport blijkt onder meer dat de stijging van het aantal werkende vrouwen harder gaat dan die bij mannen. Verder is de arbeidsdeelname van bijvoorbeeld mensen met een Surinaamse of Antilliaanse migratieachtergrond sinds 2008 verder teruggevallen dan die van mensen met een Nederlandse achtergrond. Daarnaast is de arbeidsparticipatie van laagopgeleiden en middelbaar opgeleiden in de periode sterker gedaald dan die van hoogopgeleiden. Een verband tussen beide is niet onderzocht.
In vergelijking met andere Europese landen is de arbeidsparticipatie in Nederland relatief hoog. Binnen de Europese Unie kennen alleen Denemarken, Estland en Zweden een hogere netto-arbeidsparticipatie.