Leids archeologisch museum viert verjaardag
Het Rijksmuseum voor Oudheden (RMO) is zich de laatste tijd weer meer gaan richten op Nederlandse bodem, blijkt uit een expositie bij het 200-jarig bestaan.
Een museum draaiend houden in oorlogstijd – dat valt niet mee. Er komen ‘kleine’ vragen langs zoals: hoe houd je het gebouw warm? Op welke manier conserveer je kostbaarheden tijdens oorlogsgeweld? En er komen ook ‘grote’ vragen aan de orde, zoals: koop je wel of geen Joodse verzamelingen? En sta je een nazistische archeologische expositie toe in je museum? Het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden (RMO) gaat in de tentoonstelling ”Al 200 jaar van nu” deze lastige periode van de Tweede Wereldoorlog niet uit de weg.
Imposant zwaard
Het Leidse museum bestaat 200 jaar. In 1818 werd Caspar Reuvens benoemd tot eerste hoogleraar archeologie aan de Leidse universiteit. Hij krijgt van koning Willem I de opdracht om een ”archaelogisch cabinet” op te bouwen. Een officiële oprichtingsakte van het museum ontbreekt en pas in 1838 is de verzameling openbaar toegankelijk. Dus enige discussie over de 200 jaar is nog wel mogelijk. Desondanks is er nu in Leiden een informatieve expositie te zien over de afgelopen 200 jaar. Een expositie die uitnodigt de rest van het museum binnen te lopen.
De opzet van ”Al 200 jaar van nu” is chronologisch. Bezoekers maken eerst kennis met de collectie die Gerard van Papenbroek in 1745 aan de Leidse Hortus Botanicus schenkt. Ze eindigen met de meest recente aankoop in 2017, het imposante zwaard van Ommerschans. Het is goed opletten, omdat je steeds tussen twee periodes switcht: de periode van aankoop (of expositie) en de periode waarin de objecten zijn gemaakt en gebruikt.
Er zijn vrijwel alleen depotstukken te zien, zodat de vaste tentoonstellingen intact zijn gebleven. Conservator Annemarieke Willemsen: „We hebben gezocht naar die stukken die het verhaal van het museum konden vertellen. Dit zijn vooral depotstukken, aangevuld met bruiklenen uit andere musea. Het gaat niet zozeer om de waarde van de objecten, maar om het verhaal van de afgelopen 200 jaar.”
Nep
Een belangrijk element in dat verhaal is het thema ”nep”. Tegenwoordig komen we naar een museum om originele objecten te zien. Maar tot en met de negentiende eeuw dacht men daar anders over. Gipsen en andere kopieën werden zeker niet als minderwaardig beschouwd. Er werden zelfs originelen geruild voor kopieën.
Na de onafhankelijkheid van België is Nederland zijn grootste bron van inkomsten kwijt. Er komen noodgedwongen veel kopieën het museum binnen – waarbij echt en namaak voor een leek niet te onderscheiden zijn. Het dateren van objecten is sowieso een kunst apart. Ook de experts slaan weleens de plank mis.
In 1847 koopt het Leidse museum een mooie, naar men denkt Romeinse, sculptuur, ”Venus van Leggeloo”. Pas na een eeuw blijkt dat het waarschijnlijk een zestiende-eeuws gevelstuk is geweest.
En natuurlijk zijn er ook altijd bedriegers die proberen verzamelaars voor het lapje te houden. Zo zijn er in 1902 drie veenarbeiders die grote hoeveelheden aardewerk vervalsen: ze verkopen ‘opgravingen’ als prehistorische vondsten. De mannen vallen door de mand als de directeur van het RMO een van de ongebakken voorwerpen in het water legt en dit uit elkaar valt. Voor de bezoeker is het allemaal net echt.
Grafgiften
Wat verzamelt een museum voor oudheden zoal? Oprichter Reuvens wil een universele geschiedenis van de mensheid tonen: van hindoe-boeddhistische godenbeelden uit Singosari tot urnen uit de late bronstijd en grafgiften uit Egypte. Zó breed zal het museum daarna niet meer worden. Conservator Willemsen: „In 1903 wordt besloten dat er een herverdeling moet komen tussen diverse musea. Het RMO gaat vanaf dan alle oudheden uit Europa beheren en uit de gebieden die als bron voor de Europese cultuur worden gezien, zoals Egypte en het Nabije Oosten. Dat is het grootste verschil tussen het RMO en musea in België en Engeland: zij hebben vaak nog etnografische collecties, wij hebben die overgedragen aan het Museum Volkenkunde. Wij zijn echt een archeologisch museum, alle tentoongestelde objecten zijn bodemvondsten.”
Dorestad
Anders dan de naam doet vermoeden, staan ook de middeleeuwen volop in de schijnwerpers in het museum aan het Rapenburg. Zo krijgt het RMO in 1977 de hele opgraving van Dorestad, bij Wijk bij Duurstede, toegewezen door de overheid. Dit past goed bij het beleid na de Tweede Wereldoorlog. De opgravingen in Nederland worden vanaf 1951 door de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek gedaan.
Ook het veldwerk in het buitenland, met hernieuwde aandacht voor het oude Nabije Oosten, groeit. Conservator Franken verzet zich tegen het Bijbels interpreteren van archeologische vondsten in dit gebied. Voorwerpen vertellen een eigen verhaal en dat moet een archeoloog achterhalen, meent hij. Deze lijn wordt in de huidige, flink uitgebreide Nabije Oostenafdeling gehandhaafd.
Focus op Nederland
Een andere ontwikkeling na de Tweede Wereldoorlog is hernieuwde focus op Nederland. De hoeveelheid aandacht voor de Nederlandse bodem wisselt wel wat in de loop van de tijd. Maar over het algemeen krijgen Egypte en de klassieke oudheid heel wat meer ruimte toebedeeld. Het laatste decennium zijn er echter vrijwel jaarlijks tentoonstellingen te zien over het Nederlandse verleden, zoals ”Gouden Middeleeuwen” (2014) en ”Archeologie van Nederland” (2011).
Vanaf 1971 gaat het Leidse museum ertoe over om actief objecten te verzamelen tot 1500. Ze mogen ook meer kosten. Passend is daarom dat de jubileumaankoop van het museum geen Egyptische mummie, Griekse sculptuur of Romeinse tempel is, maar het fascinerende zwaard van Ommerschans. Dit zwaard is nooit bedoeld geweest om mee te vechten. Daarvoor is het te groot, te zwaar en bovendien heeft het geen gevest. Het zwaard van Ommerschans is een ritueel object en een teken van macht. En anno 2018 is het een symbool van de hernieuwde aandacht van het RMO voor het Nederlandse verleden.
Tweehonderd jaar RMO
De tentoonstelling ”Al 200 jaar van nu” is tot en met 2 september in het RMO te zien. Het is een van de vele manieren waarop het Leidse museum aandacht aan zijn jubileum besteedt. Daarnaast worden er 200 vipevents georganiseerd, zoals een bezoek aan restauratoren in hun atelier en een exclusieve avondrondleiding. In de vaste collectie is een speciale jubileumroute te volgen met opvallende verhalen en anekdotes. Een lijvig boek waarin conservatoren en andere betrokkenen tot in detail de geschiedenis van de oudheden in Leiden beschrijven, maakt het jubileumfeest voor de echte liefhebbers af.