Buitenland

Een goede burger behandelt het plantsoen als zijn achtertuin

Afval scheiden om het milieu te redden. Burgers van nu zijn ervoor te vinden. Maar maken ze zich ook druk om verloedering van de directe omgeving? En zo niet, wie doet dat dan wel? Over burgerschapszin rond het plantsoen, een kruispunt en het fietspad. Wat het bevordert en wat het tegenwerkt.

20 June 2018 19:54Gewijzigd op 16 November 2020 13:34

Soms liggen levensbeschouwelijke vragen gewoon op straat. Als er afval is gedumpt bijvoorbeeld. Op de stoep, of in het plantsoentje erlangs. En als die rommel er de volgende week, maand nog ligt.

Dan rijst vanzelf de vraag waarom niemand het opruimt. Kennelijk voelt geen omwonende zich ervoor verantwoordelijk om even door de knieën te gaan en de boel op te vegen.

Het zou intussen zomaar kunnen dat iemand binnenshuis druk bezig is met afvalscheiding, bezorgd als hij is om „het milieu.” Maar aan het zwerfvuil buiten loopt hij voorbij.

Maar als niemand dat opruimt, wie doet het dán? Wie is daar wél verantwoordelijk voor? Van wie is die straat, van wie het plantsoen? Van wie de publieke ruimte?

Akkoord, de gemeente heeft als taak huisvuil op te halen, maar is daarmee die openbare ruimte van háár? Dan zou alles buiten onze voordeur staatsbezit zijn, alsof we in een communistisch land leven.

Maar als die ruimte „van ons allemaal” is –en de term publieke ruimte suggereert dat– dan draagt „ons allemaal” verantwoordelijkheid voor het in stand houden ervan. Dat is naar draagkracht (en daarom heeft de gemeente een zwaardere taak), maar niet minder belangrijk.

Burgerschapszin op scholen

Vorige week werd dit thema weer even actueel met het plan van minister Slob (Onderwijs) om op scholen het vak burgerschapszin meer inhoud en relevantie te geven. Dat vak gaat natuurlijk niet alleen over gevoelige kwesties als „jouw kijk op andersgeaarden.” Het gaat ook over visie op de publieke ruimte. Want wie daar meer zicht op heeft, die weet ook beter wat er van hem verwacht wordt als burger. Hoe is het gesteld met de burgerparticipatie van Nederlanders? Vegen ze ook nog weleens ándermans straatje schoon?

Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) heeft de afgelopen jaren regelmatig gerapporteerd over het gedrag van Nederlanders als sociale burgers (onder meer ”Burgermacht op eigen kracht?”, uit 2014, en ”Een beroep op de burger”, 2012). Die publicaties passen goed bij Ruttes pleidooi voor een participatiesamenleving. Waarbij mensen zo veel mogelijk verantwoordelijkheid nemen voor hun eigen leven en omgeving. Overigens hielpen de economische crisis en de bezuinigingen die daarmee gepaard gingen, mee in die richting te gaan.

„Zelfredzame burgerparticipatie” noemt het SCP de rol waartoe ook afval opruimen hoort. Dat is „een vorm van participeren waarbij men vooral zelf aan de slag gaat, zoals de buurt schoonmaken (…)”.

De afgelopen decennia is het niveau van zelfredzame burgerparticipatie constant gebleven, meldt het SCP: twee op de vijf Nederlanders zeggen vrijwilligerswerk te doen, 40 procent. Gemiddeld gaat het dan om een klein uur per week.

Kerkgangers

Vooral mensen van middelbare leeftijd, mensen met hogere inkomens, hogeropgeleiden, kerkgangers en autochtonen doen daaraan mee, meldde het SCP. Dat er vooral in dorpen actief wordt geparticipeerd zal niemand verbazen.

Er is onder Nederlanders veel steun voor eigen verantwoordelijkheid als principe. Op dat laatste, in principe, ligt het accent, want die steun vertaalt zich lang niet altijd in concrete instemming met initiatieven. Mogelijke negatieve gevolgen wegen voor Nederlanders zwaar mee. Zo ligt altijd maatschappelijke ongelijkheid op de loer: mensen met geld, met vaardigheden en „een grote mond” kunnen meer baat hebben bij meer eigen verantwoordelijkheid. Anderen kunnen er juist de dupe van worden. Verder vrezen nogal wat Nederlanders voor chaos.

De framing van een trend naar meer eigen verantwoordelijkheid is ook relevant bij de beoordeling. Is het vooral bedoeld om een betuttelende overheid de wind uit de zeilen te nemen (dan reageren burgers positief), of draait het om bezuinigen (negatieve reactie)?

Factoren die zelfredzame burgerparticipatie bevorderen, zijn volgens het SCP een gevoel van autonomie, van persoonlijk contact met en een luisterend oor van de overheid. Verder helpt een waarderende houding van de gemeente en: kleinschaligheid.

Rusland: zonder weg en gasaansluiting

Slava Ostanin spreekt schande van de slechte staat van de wegen in het Russische dorpje waar hij woont. „Even verderop waren ze aan het verbouwen en stortten ze een hoop grond. Officieel moeten ze dat weer netjes opruimen, maar daar hebben ze het laten liggen.”

Elk jaar in de lente en na elke grote hoosbui zamelt Ostanins buurman, Jevgenij Gorrin, geld in voor grind en regelt hij een trekker die de wegen vlak maakt. Als Gorrin langskomt om een bijdrage, is Ostanin de eerste die betaalt. „Officieel hoort de overheid dit te doen, maar zoals met veel dingen in Rusland, gebeurt dat niet. En dan moeten we het zelf maar regelen.”

Ostanin helpt zijn buren ook aan gas. Een gasleiding tot aan de voordeur laten aanleggen, kost veel geld. Dat hebben de meeste Russen in het dorp niet. Daarom laat hij bewoners zijn gasleiding aftappen. De torenhoge gasrekening wordt aan het eind van de maand uiteraard eerlijk gedeeld, maar de aanlegkosten hoeven maar één keer te worden gemaakt.

Toen Gazprom een pijpleiding naar het dorp had gelegd, werd dat gevierd op het plein voor de kerk, vertelt Ostanin. „Ik ging erheen om te vragen waarom ik geen gasaansluiting had gekregen. Daar hadden ze geen antwoord op.” Ostanin weet het: het gasbedrijf speelt een spelletje met hen en wacht net zo lang met aansluiten totdat mensen zelf besluiten het aan te leggen.

Gazprom, grotendeels bezit van de overheid, vindt geld belangrijker dan mensen: daarvan is Ostanin overtuigd.

Duitsland: werken aan veilig fietsen

Het is spitsuur aan het einde van de middag in Berlijn. Een fietser ziet het verkeerslicht op groen springen en wil rechtdoor, maar een rechts afslaande taxi rijdt bijna over hem heen. De fietser moet vol in de remmen om een ongeluk te voorkomen.

Het tafereel wordt vanaf de overkant van de kruising gadegeslagen door een clubje van zo’n dertig fietsers. „Dit overkomt ons dagelijks, hier schrikken we al niet meer van”, zegt Malte Preuß van Volksentscheid Fahrrad. Hij werkt in het dagelijks leven bij de brandweer en heeft deze avond lokale politici meegenomen op een fietstocht langs beruchte knelpunten.

Het ”Volksentscheid” uit Berlijn is momenteel het bekendste burgerinitiatief in heel Duitsland, zeker nadat de vrijwilligers in 2016 in recordtijd meer dan 100.000 handtekeningen inzamelden en daarmee een referendum afdwongen om de stad veiliger te maken voor fietsers. De Berlijnse stadsregering voorkwam de volksraadpleging door de meeste eisen na taaie onderhandelingen over te nemen. In veel andere grote Duitse steden zijn inmiddels vergelijkbare initiatieven gestart.

Een aantal uren later blijkt dat twee kinderen op verschillende plekken in Berlijn zijn omgekomen in het verkeer. Een 12-jarig meisje kwam met haar fiets onder de tram, een fietsende jongen (8) werd bij het rechtsaf slaan over het hoofd gezien door een vrachtwagen.

Fietsactivisten reageren woedend op sociale media: „Ongelukken gebeuren, maar te vaak leidt dat hier tot de dood van slachtoffers.”

Groenen-fractievoorzitter Antje Kapek heeft elf jaar in Nederland gewoond. Fietsen moet in Duitsland net zo veilig worden als bij de buren, vindt ze. „Zodat straks ieder kind en iedere oudere durft te fietsen.”

Spanje: solidair met arme ouders

Eigenlijk heeft Mariela Elkin geen idee hoe het komt, maar de ervaring leert dat mensen nu eenmaal gemakkelijk bij haar aankloppen. Iemand die een bed nodig heeft, een koffer voor een schoolreis of een tijdelijk onderkomen vanwege een gewelddadige echtgenoot, ze weten allemaal de weg te vinden naar de 51-jarige Argentijnse.

Zestien jaar woont ze in Gava, een voorstad van Barcelona, en in die tijd heeft ze veel mensen leren kennen. En nog meer hebben háár leren kennen. Want Mariela, moeder van vijf kinderen, is de drijvende kracht achter de oudervereniging AMPA van de basisschool Salvador Lluch.

AMPA, de Catalaanse afkorting van Vereniging van Moeders en Vaders van Leerlingen, neemt een aantal belangrijke taken op zich om een school goed te laten functioneren. „Wij zijn vrijwilligers die betrokken zijn bij het welzijn binnen de school”, zegt Mariela. Zonder AMPA is er geen schoolkeuken en die is onmisbaar vanwege de lange Spaanse werkdagen.

Ook helpt AMPA ouders die niet weten hoe ze een beurs moeten aanvragen. Dat kan een beurs voor boeken zijn, voor de schoolkeuken of voor excursies van school.

Mariela is dagelijks twee tot vier uur bezig met de AMPA-taken. Het is werk dat steeds terechtkomt op het zelfde paar schouders. En soms is het ook ondankbaar werk, omdat zelfs ouders die worden geholpen er niet altijd de waarde van zien. Maar dat kan Mariela niet tegenhouden. „Het gevoel nuttig te zijn voor de samenleving geeft me persoonlijke voldoening”, zegt ze. „En we blijven hopen dat anderen ook aangestoken worden door het virus van de solidariteit.”

Japan: buurthulp is een plicht

Inzet voor je buurt is nergens zo gewoon als in Japan. Zo zijn de meeste Japanse huishoudens lid van een buurtgroep, aldus het SCP-rapport ”Burgermacht op eigen kracht?” uit 2014. Rond de 70 procent van alle burgerparticipatie in Japan gebeurt via de buurtgroep en in heel Japan zijn er daar zo’n 300.000 van.

Daartegenover staat dat maar weinig Japanners lid zijn van een politieke partij, van een kerk, een religieuze groepering, een milieuorganisatie of liefdadigheidsinstelling. Des te meer zijn ze actief in hun buurtgroep. Kenmerkend ervan is het verplichtende karakter: juist in de eigen buurt is immers sprake van grote sociale druk. Maar aan groepsdruk zijn Japanners gewénd en daarom ervaren ze het verplichtende karakter van buurtwerk minder.

Buurtgroepen hebben vaak meerdere afdelingen: er zijn er speciaal voor kinderen, voor vrouwen, ouderen, één voor de verkeersveiligheid, voor ramppreventie en voor de bestrijding van criminaliteit. Van één buurtgroep zijn gemiddeld tussen de 100 en de 200 huishoudens lid.

Over brede en smalle moraal

Bestaat er eigenlijk wel zoiets als collectieve verantwoordelijkheid (en dus een individuele plicht) voor de openbare ruimte? Bekend zijn de woorden van de conservatieve Britse premier Margaret Thatcher uit 1987: „There is no such thing as society” (er is niet zoiets als een samenleving). Haar woorden leidden destijds tot verwarring, maar dat kwam vooral doordat ze uit hun verband werden gehaald. Thatcher had het over passieve burgers die meenden overal recht op te hebben en waarvoor „de gemeenschap” maar moest opdraaien. Zo’n „society” is er niet, aldus Thatcher. Blijft waar dat de Britse ‘iron lady’ de gemeenschap geen zelfstandige plek toekende en al helemaal niet als een terrein met een eigen pakket gedragsregels voor burgers.

Wetenschapper Kees Klop van het CDA heeft over dat laatste geschreven in zijn bijdrage in het boek ”Kennis en werkelijkheid”. Hij stelt dat als reactie op de godsdienstoorlogen van de 16e eeuw liberale denkers tot de conclusie kwamen dat er geen overeenstemming was over wat het (gezamenlijke) goede leven inhoudt en later evenmin over een gemeenschappelijke seculiere moraal. „Daarom moest de staat zich maar helemaal niet met de moraal bezighouden en die overlaten aan de individuen.”

Daarmee werd de scheiding tussen privéleven en het publieke leven een feit, aldus Klop, die verder aangeeft dat die scheiding van sferen een typisch liberale uitvinding is (en zeker geen christelijke).

Maar hoe ziet die publieke sfeer er dán in liberale ogen uit? Klop: „Daarin ging het alleen nog om een zogenaamde smalle moraal, in tegenstelling tot de brede moralen van het private leven.” Een brede moraal bestaat uit levensovertuigingen en wereldbeschouwingen. En een smalle moraal? „Die beperkt zich tot het gebod dat mensen met verschillende opvattingen in één staat in vrede moesten kunnen leven.”

Een nieuwe „gulden regel”

Tegenover het liberale denken met zijn exclusief ‘brede moraal’ van het individu en zijn smalle moraal voor staat en samenleving, staat de visie dat die samenleving wel degelijk een eigen morele orde kent, samengevat in het gemeenschappelijk goede (common good). Een van die visies is die van het communitarisme, vertolkt door de Amerikaanse socioloog Amitai Etzioni. In zijn boek ”De nieuwe gulden regel” draait hij in feite om wat de liberalen als gouden regel hebben: „Een nieuwe gulden regel luidt: respecteer en ondersteun de morele orde van de samenleving net zoals je als individu zou willen dat de samenleving jou respecteert en ondersteunt.”

Iemand die aanzienlijk pessimistischer is over die morele orde van de samenleving is de filosoof Alasdair MacIntyre. In zijn boek ”After Virtue” stelt hij dat die gemeenschappelijke morele orde ten prooi is gevallen aan fragmentatie. En dat is dan weer het gevolg van wat hij noemt „emotivism”: subjectief gemoraliseer vanuit de eigen persoonlijke beleving en vanuit het gevoel.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer