„Amnestie voor rebellen Irak”
De voorlopige Iraakse regering wil een amnestieregeling invoeren voor opstandelingen die tegen de buitenlandse troepen vechten of vochten. De maatregel is bedoeld om een definitieve streep te zetten onder de Amerikaanse bezetting van het Arabische land en alle aandacht te richten op de wederopbouw.
Dat beweert de Britse krant The Guardian maandag. Het dagblad baseert zich onder anderen op Sabah Kadhim, woordvoerder van het Iraakse ministerie van Binnenlandse Zaken. De details van de amnestieregeling zouden maandag worden besproken door het Iraakse kabinet. „Echte criminelen” vallen buiten de regeling, maar onduidelijk is volgens de krant waar de Iraakse regering de grens wil trekken.
De opstandige sjiitische leider Muqtada al-Sadr en zijn militieleden zouden in elk geval onder de regeling vallen. Al-Sadr is formeel in staat van beschuldiging gesteld wegens zijn vermeende betrokkenheid bij de dood van een rivaal vorig jaar. De ambitieuze sjiitische voorman zou nu bereid zijn zijn opstand in te wisselen voor een politieke rol in een nieuw Irak.
De discussie over de noodzaak van de oorlog tegen Irak is intussen in Groot-Brittannië opnieuw opgelaaid. Sir Jeremy Greenstock, de voormalig gezant van premier Blair in Irak, zei zondag op de Britse televisie dat het nu wel zeker is dat Irak geen gevaarlijke massavernietigingswapens had toen de Amerikanen en de Britten tegen Saddam Hussein ten strijde trokken. „We zaten fout over de voorraden, maar onze intenties waren wel juist”, zei Greenstock.
Zijn opmerkingen komen op een moment dat Londen wacht op een rapport van Lord Butler, die een onafhankelijke onderzoekscommissie leidt naar de beweringen van de Britse regering over het wapenarsenaal van Saddam Hussein. Volgens The Daily Telegraph zal Butler in zijn rapport, dat op 14 juli wordt verwacht, kritiek uiten op de Britse inlichtingendiensten.
Een voormalige hooggeplaatste juridisch adviseur van het Britse ministerie van Buitenlandse Zaken plaatst op haar beurt maandag vraagtekens bij de legitimiteit van de oorlog. In The Independent zegt ze dat het Brits-Amerikaanse machtsvertoon als een „daad van agressie” kan worden gezien en de mishandeling van Iraakse gevangenen als „oorlogsmisdaden.”
De juriste, Elizabeth Wilmshurst, nam kort na de invasie van Irak ontslag, nadat haar opmerkingen over de illegaliteit van de oorlog door de ministerraad in de wind zou zijn geslagen. Het stak haar vooral dat de argumentatie voor de oorlog, de directe dreiging van Saddams wapens, eerder was gebaseerd op aannames dan op feiten. Sinds het begin van de oorlog in Irak zijn er geen massavernietigingswapens aangetroffen.
In het centrale deel van Irak is zondag een oliepijpleiding gesaboteerd. De aanvallers, die wisten te ontkomen, veroorzaakten een grote brand in een pijpleiding die de noordelijke olievelden verbindt met die in het zuiden van het land. De aanslag was ongeveer 80 kilometer ten zuidwesten van Bagdad.
Zaterdag pleegden saboteurs een aanslag op een pijpleiding naar de olie-installaties van het zuidelijke schiereiland Faw. Alleen al die aanslag zou volgens Britse militaire bronnen en Iraakse olie-experts leiden tot een halvering van de Iraakse olie-export. Die beslaat zonder sabotage vooralsnog zo’n twee miljoen vaten per dag.
Het verijdelen van een zelfmoordaanslag met een autobom heeft zondag in de Iraakse plaats Baquba zeker drie mensen het leven gekost. Leden van de nationale garde schoten bij een wegversperring een zelfmoordcommando dood. Twee voorbijgangers vonden eveneens de dood door kogels, verklaarde een van de gardisten.
De zelfmoordcommando wist zijn auto niet tot ontploffing te brengen. Het mechanisme werd later onschadelijk gemaakt. De andere slachtoffers stonden voor een nabijgelegen kantoor van de Iraakse veiligheidsdienst te wachten om zich aan te melden voor dienst.