Ruim baan voor het bevrijde individu
De jonge garde was het beu. Beu om nog langer de gebaande paden te volgen. Het juk van de groepsmoraal moest afgeworpen. Er lonkte immers een nieuwe wereld van vrije zelfontplooiing.
Alles werd anders in de jaren zestig, zegt prof. dr. James Kennedy (1963), hoogleraar Nederlandse geschiedenis aan de Universiteit Utrecht en de Universiteit van Amsterdam. Er was geen houden meer aan. Door de vondst van het Groningse gas was Nederland niet langer een arm land. De lonen gingen jaarlijks met 15 procent omhoog. Geld om een verzorgingsstaat mee te betalen was er genoeg. „De kans dat het slecht met je zou aflopen, werd hierdoor wel heel klein. Bovendien zou het alleen nog maar beter worden. De toekomst was volmaakt. Als je op die manier naar de mensen van het oude gezag keek, wist je vanzelf dat die van een andere tijd waren.”
Prof. Kennedy (Amerikaan van geboorte) promoveerde in 1995 aan de University of Iowa op een onderzoek naar Nederland in de jaren zestig. Van de Nederlandse editie van ”Nieuw Babylon in aanbouw” verscheen vorig jaar een herdruk bij uitgeverij Boom.
De kortste samenvatting van de omwenteling ligt volgens Kennedy in het woord ”gezagscrisis”. De oude regenten moesten verdwijnen. „Toen hebben we geleerd het gezag te wantrouwen. Dat ging niet alleen om het politieke gezag. Dit betrof alles. Ook de kerk en het gezin. Al deze instituties waren alleen maar een beknotting van de vrijheid.”
Huwelijk en gezin kregen te maken met grote uitdagingen. In 1965 werd de bijstandswet ingevoerd. „Dat gaf een enorme impuls aan het aantal echtscheidingen. Je kon nu als gescheiden vrouw overleven. Hetzelfde effect hadden studiebeurzen. Er ontstonden allerlei manieren om als individu je eigen leven te gaan inrichten. Velen kozen ervoor om zich los te maken van de gemeenschap waar ze uit kwamen. Het individu wilde een mooi en goed leven. Dat was de nieuwe vrijheid.”
Iets anders was de komst van de anticonceptiepil. Die gaf ruimte aan seksualiteit zonder voortplanting. Het individu kon helemaal zijn eigen gang gaan. „Eeuwenlang was de seksualiteit begrensd door moraal en fatsoen, maar wat had je daar nog aan? Voor creatieve mensen die hun eigen leven wilden vormgeven, lonkte de vrijheid.”
Aanvankelijk leek het dat er ook ruimte kwam voor pedofilie. Progressieve mensen dachten dat iedereen –inclusief kinderen– gelijk was en dat seksuele omgang niet schadelijk was voor kinderen. De samenleving als geheel was hier misschien niet voor, maar liet het debat erover toe.
Inmiddels is seks met kinderen een nieuw taboe geworden. In 2012 verbood de rechter de vereniging Martijn, die pleitte voor de aanvaarding van seksuele omgang tussen volwassenen en kinderen. En in Duitsland kwamen enkele jaren geleden politici in de problemen omdat ze in de jaren zeventig en tachtig op een wervende manier hadden geschreven over contacten met minderjarigen.
Volgens Kennedy is de nieuwste houding geen correctie op de vrijheid van de jaren zestig. Integendeel, het verzet tegen pedofilie valt juist te verklaren uit de nieuwe visie op macht. „Het wantrouwen tegen gezag bracht ook een andere omgang met machtsmisbruik. En pedofilie komt in feite daarop neer. Het kind als individu heeft het recht om te worden beschermd tegen de volwassene.”
Wereldwijd was er in de jaren zestig van alles in beweging. Valt het te verklaren dat al deze ontwikkelingen samenvielen?
„Een van de redenen is in elk geval dat er door de babyboom van na de oorlog veel jonge mensen waren. Een derde van de Nederlandse bevolking was onder de 20 jaar. Vandaag is dat slechts een tiende. Die jonge generatie wist dat de macht naar haar toe zou komen. De oude regenten moesten maar aan de kant.”
Wat zijn de blijvende gevolgen geweest?
„De verhouding tussen burger en politiek is veranderd. We zijn de macht structureel gaan wantrouwen. Dat is een blijvend effect. Maar de hoop dat het allemaal anders en beter zou worden, is niet uitgekomen. Het beste voorbeeld zie je in de Franse president De Gaulle. Die lijkt in 1968 te wankelen en denkt zelf aan aftreden. Maar dan schrijft hij nieuwe verkiezingen uit en wint die met glans. De hoop op een andere samenleving was daarmee weggeslagen.”
Wat betekenden de jaren zestig voor de kerken?
„Die kregen direct met al deze ontwikkelingen te maken. Ongeveer 40 procent van de Nederlandse bevolking bestond uit rooms-katholieken. Dat was de behoudende kracht van de samenleving. Maar dit ging veranderen. Bij veel katholieken brokkelden de zekerheden af. Minister Marga Klompé bleek tijdens de studentenprotesten in Amsterdam helemaal achter de eisen te staan. Ze zag verandering als onvermijdelijk.”
Kennedy vermoedt dat de vernieuwing die al langer gaande was binnen de Rooms-Katholieke Kerk heeft bijgedragen aan de ontwikkelingen. „Door het Pastoraal Concilie werden de leken meer betrokken bij de beraadslagingen. Daardoor ging de aftandse traditie op de schop. Op de achtergrond speelde de vraag of de kerk wel te vertrouwen was en of de moraal in orde was. Ik denk dat de gezagscrisis zich daar al veel eerder voltrok.”
Ook bij de protestanten stond de wagen niet stil. „De eerste aanvaarding van homoseksualiteit kwam vanuit de kerk zelf, zonder druk vanbuiten. Bij anderen, voor wie dit te snel ging, begon toch de twijfel te knagen.”
Belangrijk is ook dat de antirevolutionaire ARP haar verzet tegen de (al)macht van de staat opgaf. „Herbronnen, noemde de partij dat. In dat proces omarmde ze de verzorgingsstaat. Dat was een heel andere manier van denken.
Zowel katholieken als protestanten hadden het gevoel dat ze met hun traditionele levensbeschouwing op dood spoor zaten. Ze zagen de ontwikkelingen als onontkoombaar. Als de klok toch niet meer terug te draaien viel, was het maar beter om mee te buigen en de zaak in goede banen te leiden. Dat was de typisch bestuurlijke impuls die je in Nederland zag. In Parijs en Berlijn zette men de politie in tegen de protesterende studenten; in Amsterdam en andere Nederlandse steden werden de provo’s uiteindelijk gewoon omarmd.”
Andere groepen werden juist in de jaren zestig wakker geschud en gingen zich beter organiseren tegen de tijdgeest. „Het Reformatorisch Dagblad is daar een product van, net als de Evangelische Omroep. Een conservatief smaldeel ging zich hergroeperen in een minizuil. Achteraf gezien is de verdeeldheid van de protestanten in die tijd alleen maar toegenomen.”
Wat betekent 1968 vandaag voor christenen?
„Gaandeweg werkt het denken van de jaren zestig nog steeds door. Ondanks alle theologische bedenkingen blijken zaken als de vrouw in het ambt en de aanvaarding van andere samenlevingsvormen in behoudende kringen altijd nog een zekere logica te hebben. De traditionele rolpatronen van man en vrouw worden als keuze gezien, niet langer als deel van de scheppingsorde.”
Kennedy vermoedt dat dit proces in de toekomst zal doorzetten. En wel om een eenvoudige reden: het individualisme zit christenen in het bloed. „Het westerse christendom doet al duizend jaar een appel op de persoonlijke verantwoordelijkheid. Zeker het protestantisme stelt de vraag hoe wij als individu tegenover God staan. Je zou kunnen zeggen dat zowel de bevinding als de zelfbeschikking vrucht is van de christelijke traditie.”