Yakin (94): van Britse marine naar Joodse ondergrondse
Hij werd in Jeruzalem geboren, diende bij de Britse marine en vocht voor Israël in drie verschillende oorlogen. Zeventig jaar na de oprichting van de Joodse staat is Avraham Yakin (94) pessimistisch over de toekomst. „Ik ben blij dat ik er binnenkort niet meer ben.”
Zijn huis is één groot atelier. Etsen, schilderijen en andere kunstwerken vullen de kamers in de bovenwoning in hartje Jeruzalem. Avraham Yakin is 94, maar is nog altijd als kunstenaar actief. Zijn ogen zijn slecht, dus maakt hij tegenwoordig vooral voorwerpen van papier en ijzerdraad. Lezen kan hij niet meer, maar zijn vrouw Hannah leest hem voor. Het liefst Franse literatuur.
Yakin werd in 1924 in Jeruzalem geboren, toen Palestina nog Brits mandaatgebied was. „Mijn grootvader heeft dit huis gebouwd”, vertelt de hoogbejaarde Jood. „Mijn famillie was arm. Toch ben ik zowel naar een Joodse als naar een katholieke school geweest. Ik weet nog goed dat in 1939 de Tweede Wereldoorlog uitbrak. Twee jaar later werd ik als 17-jarige bij de Britse kustwacht ingedeeld. Ze waren bang dat de Duitsers en de Italianen naar Palestina zouden optrekken.”
Daarna diende Yakin drie jaar in de Engelse marine. Ook zijn tweede broer was actief in het Britse leger. Na de oorlog draaide de situatie radicaal om. Zes miljoen Joden waren door de nazi’s omgebracht. Vertwijfeld probeerden de overlevenden naar Palestina te gaan, maar de Britten waren onverbiddelijk over het aantal Joden dat Palestina binnen mocht komen. Intussen waren de relaties tussen Joden en Arabieren tot een absoluut dieptepunt genaderd en was geweld aan de orde van de dag.
Joden die aanvankelijk loyaal aan de Britten waren geweest, en zelfs als soldaat voor de Britse kroon hadden gevochten, kregen nu met een dubbele vijand te maken. Velen gingen ondergronds en namen dienst bij het Joodse verzetsleger Haganah of verzetsgroepen als de Irgoen en Stern.
Ook Yakin sloot zich bij de Haganah aan. Zijn taak bestond vooral uit het afluisteren van Arabische strijdkrachten in Jeruzalem. Dat gebeurde vanuit het postkantoor. „In de helft van Jeruzalem konden we niet komen”, herinnert hij zich. „Dat was een verboden zone, streng afgezet met prikkeldraad.”
In 1947 besloten de Britten hun handen van Palestina af te trekken. De Verenigde Naties stelden een plan op om het land tussen Joden en Arabieren te verdelen. De volkerenorganisatie nam het plan aan, maar de Arabieren verworpen het. Desondanks riep David Ben Goerion op 14 mei 1848 de staat Israël uit.
Yakin herinnert zich dat moment nog als de dag van gisteren. „Iedereen was aan het dansen en zingen. Ik was niet zo nationalistisch ingesteld. Ik ben meer humanistisch van aard. Ik was bang dat er oorlog zou komen en dat veel mensen zouden sterven.”
Die oorlog kwam er, want enkele uren nadat de kersverse staat was uitgeroepen, vielen de legers van zeven Arabische landen het land binnen. „Ik vocht in Jeruzalem”, vertelt Yakin. „Het was verschrikkelijk. Drie maanden hadden we nauwelijks te eten. Vooral Jordanië had een heel goed leger. Uiteindelijk is er een wapenstilstand gekomen. Maar het heeft ons wel ruim 5000 mensenlevens gekost.”
Het was niet de eerste oorlog waarin de Joodse kunstenaar zou vechten. In 1956 vocht hij tijdens de Suezcrisis in de Sinaïwoestijn tegen Egypte. In 1967 werd hij opgeroepen om tijdens de Zesdaagse Oorlog de wapens op te nemen. „Er waren toen geweldige spanningen”, herinnert hij zich. „Ik heb Hannah en onze zes kinderen toen op een speciale vlucht naar Nederland gezet. Die vertrok nota bene op shabat.”
Inmiddels bestaat de Joodse staat zeventig jaar. Wat zijn de gevoelens van Yakin bij de verjaardag van Israël? „Gemengd”, zegt hij stellig. „Er is veel corruptie. Alles is geprivatiseerd; er is weinig meer over van het socialistische systeem waarmee we begonnen. Sommige mensen moeten bijna als slaven werken. Onze kinderen moeten drie jaar in het leger en zijn nauwelijks in staat een huis te kopen.”
Toch signaleert de bejaarde kunstenaar ook positieve ontwikkelingen. „Het kapitalisme heeft ons ook voordelen gebracht. De high tech industrie behoort tot een van de beste ter wereld. De economie draait goed.”
Maar over de toekomst is hij ronduit pessimistisch. „We hebben onze kinderen zo goed mogelijk opgevoed. Maar ik ben blij dat ik er binnenkort niet meer ben. Ze zeggen wel dat er niets ergers dan de Holocaust is. Maar er zit momenteel een Hitler in Turkije. Iran –en de fanatieke islam in het algemeen- vormen een groot gevaar.”
Dan stappen zijn kleindochter Latifa en haar kindje binnen met een grote bos bloemen. Drie generaties omhelzen elkaar. „We zijn allemaal schepselen van God. In de Joodse traditie is het zorgen voor elkaar heel belangrijk. Maar in deze wereld draait het alleen maar om macht.”