Klimaatverandering zit brandganzen dwars
Achthonderdduizend brandganzen in Nederland staan deze weken voor de keus: vertrekken naar Rusland of nog even blijven? Maar hoe weten ze of het vriest of dooit in hun noordelijk broedgebied? Thomas Lameris beantwoordt deze vragen in zijn promotieonderzoek.

Achter de gebouwen van het Wageningse onderzoeksinstituut NIOO-KNAW is een boogvormige volière gebouwd. Daarin zwemmen of lopen ganzen – kleine rietganzen en brandganzen. Bij de brandganzen blijft onderzoeker Thomas Lameris (30) staan en hij wijst op de kleurringen en zenders die de vogels dragen. „Hier testen we hoe ze omgaan met een zender op hun rug of aan hun poot”, vertelt Lameris. „Dat vergelijken we met waarnemingen in het veld, zodat we kunnen zien of vogels met zenders meer energie nodig hebben en daardoor onderzoeksresultaten beïnvloeden.”
Dat effect lijkt mee te vallen: de vogels ondervinden nauwelijks hinder van een zender. Fijn, want die zenders zijn belangrijk voor het onderzoek. De vogels geven zo hun locatie door en daarmee kunnen hun trekroute en tijdstip van vertrek worden bepaald. Met behulp van een bewegingsmelder registreren we ook hun gedrag: lopen, zwemmen of vliegen.
Hartslagmeters
En er is nog veel meer wat de onderzoekers willen weten. Collega Chiel Boom komt aanlopen met apparatuur om de hartslagmeters die de ganzen bij zich dragen uit te lezen. Dat is een lastige klus. „Er is steeds verfijndere techniek beschikbaar, maar het duurt meestal wel even voordat die in de praktijk goed werkt.” Boom doet in Zeeland veldwerk, waar hij onder meer gras en ganzenkeutels onderzoekt op eiwit om erachter te komen hoeveel energie de vogels per dag opnemen. In het voorjaar zijn ganzen namelijk tien weken lang aan het opvetten voor hun trektocht naar Rusland. Rond half mei zullen ze vertrekken naar de eerstvolgende tussenstop, Estland, vertelt Lameris. „Daar weten de vogels nog niet of in Rusland de sneeuw smelt, want tussen Estland en het broedgebied ligt een uitgestrekte taiga, die ervoor zorgt dat het weer in beide gebieden verschillend is. Daarom vliegen de ganzen op een min of meer vaste datum door naar de Witte Zee, de laatste tussenstop. Daar is het weer in het broedgebied wél te voorspellen. Als het voorjaar daar vroeg begint, kunnen de ganzen soms wel twee weken eerder vertrekken dan in een late lente.
Reserve
Smelt op het schiereiland waar de brandganzen broeden de sneeuw, dan duurt het ongeveer 25 dagen voordat het gras volop groeit en de hoogste kwaliteit heeft, iets waarvan vooral de kuikens moeten profiteren.
Ook de broedtijd duurt 25 dagen. Uit onderzoek blijkt echter dat de tijd van eileg hooguit een paar dagen verschilt, of de ganzen nu vroeg of laat zijn aangekomen. Nu ontstaat er een probleem. De opwarming van de aarde gaat in het poolgebied extra snel en steeds vaker begint het voorjaar er vroeg. Lameris: „Als het voorjaar een paar weken vroeger dan gemiddeld begint, komen de ganzen wel eerder aan, maar ze hebben dan nog niet genoeg reserve opgebouwd om eieren te leggen. Het gevolg is dat de kuikens een paar weken later uitkomen dan het moment waarop het gras op zijn best is. Uiteindelijk zullen er daardoor minder jongen groot worden.”
Zompige kwelder
Voor het onderzoek brachten Lameris en enkele collega-onderzoekers meerdere zomers achtereen door in onbewoond gebied in Rusland – drie maanden lang. „We bivakkeerden in een verlaten vissersdorp waar alleen nog een kluizenaar woonde die af en toe wat vis bracht. We leefden er net zoals onze voorouders.” Overdag observeerden ze ganzen in een omgeving die wel wat weg heeft van Schiermonnikoog: een zompige kwelder tussen duinenrijen; alleen was het er kouder, hooguit 10 graden Celsius. Ze telden er de kuikens en vingen er ganzen.
„In tegenstelling tot andere vogels wisselen ganzen en eenden al hun veren tegelijk, dus in de ruitijd kunnen ze niet vliegen en blijven ze veel op het water”, vertelt Lameris. „De kuikens kunnen dan ook nog niet vliegen en tijdens het grazen vluchten ook die bij gevaar het water op. Dan jagen wij ze vanuit onze bootjes weer de kant op, in de richting van een groot trechtervormig net. Daarmee kunnen we 200 tot 500 kuikens tegelijk vangen. Vervolgens voorzien we die van een metalen ringetje. Volwassen vogels krijgen gekleurde ringen, om ze afzonderlijk goed te kunnen herkennen.”
Verrassen
Lameris’ onderzoek, uiteengezet in een proefschrift dat hij op 18 mei verdedigt, sluit af met onder meer deze conclusie: „Ganzen zijn flexibel, maar niet wat betreft de datum van eieren leggen. (...) Het kan zijn dat brandganzen straks een nieuwe strategie hebben, want ganzen verrassen altijd.”
Brandganzen afschieten of niet?
Achthonderdduizend arctische brandganzen overwinteren in Nederland te midden van 100.000 exemplaren (30.000 paar) die in ons land broeden.
Die laatste populatie van ‘Nederlandse’ ganzen groeit. Niet doordat er steeds meer ‘Russen’ afzien van de trek, want dat gebeurt volgens promovendus Thomas Lameris alleen als een Russisch mannetje een Nederlands vrouwtje kiest – vrouwtjes bepalen de nestplek. Het komt doordat Nederland met zijn voedselrijke weiden veel ganzen aantrekt.
Boeren in Nederland lijden daardoor schade en daarom mogen er ganzen worden geschoten. Dat gebeurt al vanaf januari of februari, en dat is tegen de zin van Lameris en zijn collega Chiel Boom. „Overzomerende ganzen veroorzaken de meeste schade, maar die willen jagers niet schieten omdat jagen op ruiende en dus niet-vliegende vogels niet weidelijk (onsportief) is. Dan blijft alleen nog het vergassen als mogelijkheid over.”