Kroongetuigen in Nederland amper ingezet
In Nederland maakt het Openbaar Ministerie (OM) in rechtszaken amper gebruik van kroongetuigen, criminelen die in ruil voor strafvermindering belastend verklaren over andere verdachten. Sinds de huidige regeling in 2006 in werking trad, is die maar in een handvol strafzaken toegepast. Dat komt omdat de eisen voor de inzet erg streng zijn. Ook haken criminelen die twijfelen over medewerking zelf af, omdat de regeling in hun ogen niet aantrekkelijk genoeg is.
Dat blijkt uit een onderzoek van het WODC, het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum, dat de Nederlandse situatie vergeleek met die in Duitsland, Italië en Canada, waarvan al bekend was dat de regeling daar ruimer zijn. Aanleiding voor de studie zijn ideeën om de wettelijke regeling voor de inzet van kroongetuigen te verruimen.
De onderzoekers concluderen dat de kroongetuigeregeling in Nederland strenger is als gevolg van de zogeheten IRT-affaire in de jaren negentig. Daarbij werden onder leiding van de politie drugstransporten doorgelaten om de top van drugsbendes te ontmaskeren. Na grote politieke ophef werden de opsporingsbevoegdheden aangepast.
Hoewel de regeling weinig is ingezet, zijn er wel successen mee geboekt, zoals in het Amsterdamse Passageproces over liquidaties. Tegelijk wijzen de onderzoekers erop dat vooral zware criminelen profiteren van een kroongetuigenregeling terwijl die juist was bedoeld om ‘kleinere vissen’ over te halen mee te werken met het OM.
Kroongetuigen en hun familieleden kunnen bescherming krijgen tegen mogelijke wraakacties. Onlangs kwam Nabil B. als kroongetuige in beeld in een Utrechtse liquidatiezaak. Vlak daarop werd zijn broer doodgeschoten; andere familie werd in allerijl op een geheime plek ondergebracht.