Claus herstelde band tussen Oranjes en de Joden
Het was met name aan prins Claus te danken dat de relatie tussen het Oranjehuis en het Joodse volksdeel verbeterde. Of koningin Wilhelmina tijdens de Tweede Wereldoorlog meer voor de Joden had kunnen doen, blijft een pijnlijke vraag.
Die stellingen poneren de samenstellers van de tentoonstelling ”Joden en het Huis van Oranje – 400 bewogen jaren”, die koning Willem-Alexander dinsdagochtend opent in het Joods Historisch Museum in Amsterdam.
De relatie tussen het vorstenhuis en de Joden was in de loop van de eeuwen vooral heel goed, zegt conservator J. M. Cohen. In het museum –gevestigd in de vroegere Hoogduitse Synagoge aan het Jonas Daniël Meijerplein– zijn op de bovenverdieping 125 voorwerpen uit verschillende musea bijeengebracht om die relatie te laten zien.
Het idee voor de expositie ontstond in 2009, toen Cohen erachter kwam dat een boek van een opperrabbijn uit 1898 de enige monografie was die de band tussen de Joden en het Huis van Oranje-Nassau belichtte.
Die band is er niet zo lang als weleens is gesuggereerd. Een schilderij in de expositie laat zien dat Willem van Oranje bezittingen van de Dillenburg verkocht om de oorlog tegen Spanje te financieren. De opkopers zijn Joden. Dat laatste berust echter op fantasie.
Willem van Oranje legde met zijn strijd voor de vrijheid van geweten wel de basis voor een samenleving die in Europa destijds uniek was. Het gevolg was dat Portugese Joden rond 1600 de wijk namen naar de Nederlanden. Later kwamen er ook Hoogduitse Joden. In de Republiek konden ze hun godsdienst in vrijheid belijden.
Hechte band
Hun relatie met het Oranjehuis was hecht. Prins Frederik Hendrik bracht een bezoek aan de Portugese Synagoge. Portugees-Joodse bankiers verstrekten de stadhouders leningen. Een van hen staat op een schilderstuk afgebeeld met een oranje appel in zijn hand. Op een punchkom is de Portugese Synagoge te zien, en op het deksel Paleis Huis ten Bosch.
Soms was er ook een persoonlijke, vriendschappelijke band. In het conflict met de patriotten in de achttiende eeuw kozen de Joden dan ook de zijde van stadhouder Willem V. De tuimelring die hij bij zijn huwelijk van Joden kreeg, is in de tentoonstelling te zien.
Er is nog een huwelijksgeschenk: toen koning Willem III in 1879 hertrouwde, gaf hij zijn bruid Emma een hanger van diamant, smaragd en robijn waarin hij de Joodse diamantslijper Mozes Eliazar Cohen Tartaas de Vries jr. het silhouet van de bruidegom had laten uitsnijden.
Gebed in de synagoge
De expositie bevat tal van foto’s en kunstwerken. Er hangt een groot vaandel van Oranjevereeniging Het Centrum uit Apeldoorn. In een vitrine ligt de tekst van het gebed dat Hoogduitse Joden elke woensdag en zaterdag in hun synagoge deden voor een zwangere prinses.
In een grote lijst hangt een overzicht van ”gebed, vreugde en ceremonieën” uit de Hoogduitse Joodse Grote Kerk toen Willem IV in 1747 stadhouder werd, maar al na vier jaar moest er een ”Treur-galm op het aanschouwen van het ontzielde lichaam” van de prins worden vervaardigd.
Gebeden voor het Oranjehuis zijn er in de synagogen nog steeds, zegt Cohen. „Behalve in de moderne synagoge in Amsterdam.”
Gejuich klinkt door de tentoonstellingszaal: er zijn filmbeelden van de zanghulde die koningin Wilhelmina en prinses Juliana ten deel viel toen ze de Joodse wijk in Amsterdam in 1927 en 1937 bezochten. Kinderen zongen het lied ”Oranje en Israël”, dat speciaal voor het bezoek van 1937 was geschreven. Het werd een jaar later opnieuw ten gehore gebracht, toen Juliana de Joodsche Invalide bezocht.
Veel mensen die haar huldigden, werden enkele jaren later door de Duitsers vermoord. Of Wilhelmina het Nederlandse volk tot meer hulp voor de Joden had kunnen oproepen, is nog steeds een pijnpunt, zegt conservator Cohen. „De Joodse gemeenschap voelde zich in de steek gelaten.” Twee dagen na het einde van de oorlog schreef de Joodse gemeente in Suriname een emotionele brief aan de koningin met het verzoek goed voor de Joden in Nederland te zorgen.
Dat Wilhelmina de Jodenvervolging nooit noemde tijdens haar toespraken voor Radio Oranje, is overigens niet juist. Dat is in de expositie te horen; „de bezoekers kunnen zelf een oordeel vellen.”
Knesset
In de periode 1945-1955 kon er geen bezoek van de Oranjes aan de zwaar getroffen Joden worden genoteerd. Het past in de wijze waarop de Nederlandse samenleving met hun oorlogsleed omging, zegt Cohen.
Vanaf de jaren zestig herstelde de relatie zich. Er was in Nederland veel weerstand tegen het huwelijk van prinses Beatrix met de Duitser Claus von Amsberg, maar de integere prins wist de harten snel te winnen, ook bij de Joden. Zijn eerste interview gaf hij in 1970 niet aan een blad dat in een grote oplage verscheen, maar aan het kleine Nieuw Israëlitisch Weekblad.
In 1976 bracht het prinselijk paar een officieus bezoek aan Israël. In 1995 volgde een staatsbezoek, waarbij Beatrix –inmiddels koningin– de Knesset, het Israëlische parlement, toesprak en daarbij –tegen haar gewoonte in– even haar emotie moest wegslikken. Ze wees op de bijnaam van Amsterdam: Mokum, afkomstig van het Hebreeuwse makom (veilige plaats), maar noemde ook hoe onveilig Amsterdam voor de Joden werd tijdens de Duitse overheersing.
Socialisten
De verdeeldheid onder het volk over de monarchie was er ook in het Joodse volksdeel. Relatief veel Joden waren socialist. „Maar de niet-Joodse socialisten vonden de Joodse socialisten niet antimonarchistisch genoeg”, relativeert Cohen. De huidige Joodse gemeenschap –40.000 à 50.000 mensen– denkt over het vorstenhuis net zo gevarieerd als de rest van het Nederlandse volk. „Die enorme gehechtheid van voor de oorlog is er niet meer.”
De expositie ”Joden en het Huis van Oranje 400 bewogen jaren” is tot 30 september te zien in het Joods Historisch Museum, Nieuwe Amstelstraat 3, Amsterdam. Koning Willem-Alexander ontvangt dinsdag bij de opening het eerste exemplaar van het boek ”Joden en het Huis van Oranje”, samengesteld door conservator drs. Julie-Marthe Cohen en historicus dr. Bart Wallet.