Prof. Verboom: Gebruikt voor de gouden oogst
Een theologische autobiografie, een functioneringsgesprek met jezelf. Dat is het boek ”Gouden oogst” van prof. dr. W. Verboom. „Ooit kreeg ik een brief gericht aan ”dr. W. Verbond”. Dat is veelzeggend.”
Prof. Verboom (76), emeritus hoogleraar namens de Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk in Nederland, staat zondag 50 jaar in het ambt. In ”Gouden oogst. Een halve eeuw theoloog in pastorie en universiteit” (uitg. Boekencentrum, Utrecht) blikt hij terug op zijn werkzaam leven. Het boek werd donderdagavond gepresenteerd in de Dorpskerk van Hierden, waar dr. Verboom van 1982 tot 1994 predikant was.
De titel heeft alles te maken met een sigarendoos, schrijft dr. Verboom in zijn woord vooraf. „In het najaar van 1965 hield ik mijn proefpreek in de Jacobikerk te Utrecht. Voor het eerst droeg ik toen de toga (met bef), die ik gekregen had van mijn ouders, broers en zussen. Op de avond na de proefpreek stak mijn vader de laatste sigaar op uit een sigarendoos. Ik vroeg toen of ik die doos mocht hebben voor de bef van mijn toga. Op die doos stond geschreven: ”gouden oogst”.”
Jarenlang besteedde hij geen aandacht aan deze woorden. „Maar dat veranderde in de laatste jaren dat ik als dienaar van het Woord de kerkdiensten mocht leiden. Ik zag ineens hoe treffend deze uitdrukking is als je die betrekt op het werk dat ik heb mogen doen in kerk en academie.”
Het gaat volgens prof. Verboom niet om het „goud” van zijn werk, maar om dat Gods genade, het goud van Zijn werk. „In Openbaring 7 zien we de gouden oogst voor de troon van God en het Lam. Voor die oogst wilde de Heere mij en vele anderen als werkers gebruiken. Zoals wanneer over de landerijen een gouden avondzon schijnt en aan het rijpe koren een bijzondere glans verleent, zo zie ik de zon van Gods genade in de avond van mijn leven schijnen over het werk dat ik mocht doen en die zon verleent aan het (oogst)werk een gouden glans.”
Prof. Verboom kreeg donderdagavond het eerste exemplaar van zijn boek uit handen van uitgever Arjen van Trigt. Die noemde de emeritus hoogleraar een „meer dan ervaren auteur.” Zo was prof. Verboom (mede)auteur van 24 boeken die Boekencentrum uitgaf. ”Gouden oogst” is de 25e.
Prof. Verboom ziet ”Gouden oogst” als een vervolg op zijn in 2002 verschenen boek ”Het bevindelijk nest”. Het is een soort „theologische evaluatie, bijna een functioneringsgesprek met mezelf. Door welke theologische vragen liet ik me leiden?”
Een centrale plaats nam het verbond in. „Het verbond is doorvlochten met mijn ziel. Ik kon geen predikant, geen wetenschapper zijn zonder de adem van het verbond. Het was zelfs zo erg dat ik ooit een brief kreeg die gericht was aan ”dr. W. Verbond”.”
Wie Verboom zegt, zegt verbond, concludeerde ds. E. K. Foppen. De predikant uit Gorinchem zei het boek met veel herkenning te hebben gelezen. Tegen prof. Verboom: „Wat me bijzonder trof, is dat je ons niet alleen in je studeerkamer hebt laten kijken, maar ook in je hart. Uit je boek blijkt dat je werk als theoloog nauw samenhangt met je persoonlijke biografie.”
De vele aandacht voor het verbond bij prof. Verboom kan wel wat eentonig lijken, zei prof. dr. G. van den Brink (Amsterdam). „Maar dat is schijn. Want met de notie van het verbond komt heleboel mee. Hoe zie je de kerk, het geloof, de prediking, de Heere God? Het verbond is een prisma waarin de stralen van Verbooms theologie samenkomen.”
Prof. Van den Brink kent geen ander boek uit de gereformeerde gezindte waarin zo vaak het woordje ”ik” voorkomt. „Dat heeft natuurlijk te maken met het genre. ”Gouden oogst”’is een egodocument. Het is best merkwaardig dat iemand die zoveel nadruk legt op het verbond, op de gemeenschap, zo’n allerindividueels boek kan schrijven. Bij een ander zou dat misschien wat gaan irriteren, maar van Verboom kun je het hebben. Zijn persoonlijke stijl houd je erbij.”
Prof. Van den Brink noemde het boek een „indrukwekkend getuigenis.” Maar soms is het volgens hem „iets te mooi. Het gevaar is dat het boek een beetje op Facebook lijkt, dat je alleen de mooie dingen noemt, de dingen die niet schuren. Als prof. Verboom positief spreekt over een aantal Hongaarse vrouwelijke predikanten, hoe denkt hij dan over de vragen rond vrouw en ambt?”
Eén keer beschrijft prof. Verboom in zijn boek wat er niét goed ging, aldus prof. Van den Brink. Zo zegt prof. Verboom over zijn allereerste doopzitting, in Benschop: „Ik was toen bezig een principe te verdedigen, namelijk de noodzaak van de kerkgang, zonder dat ik in relatie trad met de doopouders over de vraag waarom zij niet gewend waren naar de kerk te gaan. Ik sprak tegen de doopouders en niet met hen. Dat ging toen pastoraal bekeken niet goed.”
Prof. Van den Brink: „Juist in passages waarin het schuurt, kunnen zonde en genade nog duidelijker naar voren komen.”
Behalve het verbond nam ook de kerk een belangrijke plaats in het leven van prof. Verboom in. „De neergang van de kerk kan hij niet gelaten accepteren”, zei drs. P. J. Vergunst, algemeen secretaris van de Gereformeerde Bond. „Hij kan niet begrijpen als anderen de kerk niet van harte liefhebben.”
Somber is prof. Verboom „ten principale” niet. „Altijd is er hoop, omdat de oogst hem voor ogen staat.”
Kenmerkend voor prof. Verboom is volgens Vergunst dat hij jongere generaties in de kerk wil bemoedigen. „Dat was ook een van de drijfveren bij het schrijven ”Gouden oogst”. Het is zelfs een van de criteria waarmee hij boeken van anderen beoordeelt.”