„Premier Orban in de greep van de angst”
Als de overheid de kerken paait, is het voor christenen moeilijk om kritisch te blijven. Door teleurstelling en gewetenswroeging lopen Hongaarse gelovigen weg bij de regeringspartij Fidesz.
Ja, wat is corruptie? Istvan Szabó Bogardi grijnst erbij. Hij is een van de vier bisschoppen die de gereformeerde kerk in Hongarije kent. Szabó (61) is tot 2021 de primaat. „Daarna word ik gewoon weer dominee in mijn eigen gemeente.” Ook hij gaat stemmen zondag en zal weer kiezen voor Fidesz. Deze partij gaf de grondwet immers een preambule die het land aan God opdroeg en ziet Hongarije als een christelijke, maar ook homogene nationale staat.
Szabó weet best dat de regeringspartij bol staat van schandalen, vriendjespolitiek en zelfverrijking. Ook al is driekwart van de verhalen opgeblazen of onwaar, elk medium in Hongarije heeft een politieke agenda of is eigendom van een partij of magnaat. Je kunt er niet omheen: christenen zijn net mensen en vaak niet bestand tegen de verleiding van macht en geld.
Szabó haalt Spreuken 30 aan, waarin de bloedzuiger ten tonele wordt gevoerd. Het beestje heeft twee dochters: „Geef, geef. Deze drie dingen worden niet verzadigd, vier zeggen niet: Het is genoeg.” „Het is er en je merkt het na verloop van tijd niet eens meer. Dát is corruptie, een sluipend gif, maar niet voorbehouden aan een ideologie of mensentype.”
Szabó gaat zo handig in op de vraag waarom zijn collega-theoloog én minister Zoltán Bálog zijn favoriete mensen neerzet op functies in de academische wereld, terwijl hij daar als minister van Arbeidszaken juist bij vandaan moet blijven. „Dominees die in de politiek gaan, moeten politicus zijn, geen predikant. Anders bereik je niets.”
Overboord
Veertig jaar geleden hadden christenen in Hongarije de keuze uit één partij, die formeel atheïstisch was. Nu hebben ze te maken met een oerwoud aan politieke bewegingen, een oceaan vol schandalen en corruptie bij een regering die geloof en kerk hoog in het vaandel voert. De keuze in een tijd van confessionele overvloed en macht is anders dan die in het verleden van schaarste en onderdrukking. Maar niet makkelijker.
Neem András Falus (71). Hij is bioloog en chemicus en verrichtte baanbrekend histamineonderzoek aan de Semmelweis Universiteit in Boedapest. Als emeritus hoogleraar werkt hij gewoon door, want het is zo leuk met de studenten en, lacht hij steels, zijn vrouw Anna vindt het ook prima als hij niet de hele dag thuis is.
Hij oogt ontspannen, in een trui met rits en een grappige beweeglijkheid in zijn spreken. Maar hij is wel zo serieus als christen dat hij „in ieder geval niet” op Fidesz stemt. „Ook ik was enthousiast over die partij en over Orbán. Maar ze hebben elk democratisch en christelijk basisprincipe overboord gegooid. Minister Bálog heeft bij veel universiteiten, ook bij ons, stromannen op hoge bestuursposten neergezet. Ik kreeg een persoonlijke brief van hem, waarin hij min of meer schuld belijdt: „Ja sorry hoor, ik kon niet anders op deze positie.” Fout! Mijn studenten hebben groot gelijk als ze demonstreren tegen de premier en hem ”Viktator” noemen. Mijn keuze valt dit jaar op de groene LMP. Ze krijgen nooit macht, maar ik zie veel van die groene idealisten hier rondlopen. Die kant moeten we toch uit, alleen al om het milieu.”
Stróman
Pikant detail: het Hongaarse woord voor stroman is ”stróman”. Het woord is zelfs de officiële bijnaam voor Lorinc Mészáros, de loodgieter uit het dorp waar Orbán vandaan komt. Nu is hij burgemeester van Felcsut, kreeg het dorp een stadion en spoorlijn en beheert hij tientallen miljoenen euro’s aan vastgoedprojecten. Het loont om trouw te zijn aan Fidesz.
De socialisten in Hongarije maakten het bont in het eerste decennium na 2000, maar ook het conservatief-nationalistische Fidesz grossiert in schandalen. Drie zaken bepalen momenteel het debat, maar in de gepolitiseerde media ontbreekt het vaak aan harde feiten. Een deel van die media is in handen van megazakenman Lajos Simicska, tot 2015 medestander van Orbán, nu zijn felle vijand.
Kampioen in de schandalenparade is Lájos Kósa, minister van Stedenbouw. Een rijke Duitse vrouw van Hongaarse komaf zou hem verzocht hebben om haar erfenis à 4,35 miljard euro te investeren. Kósa zegt dat hij de dupe is van bedrog, maar vermoed wordt dat hij de niet al te slimme pion in een enorm witwasspel is.
Nummer twee is István Tiborcz, schoonzoon van Orbán. Hij sleepte zonder mededinging met zijn bedrijf Elios de Hongaarse straatverlichting als opdracht binnen en heeft via oude vrienden van de premier hotels en jachthavens in en bij Keszthely aan het Balatonmeer in handen. De Europese corruptiewaakhond OLAF wil ten minste een deel van de EU-subsidies terug.
De bronzen schandaalmedaille is er voor Zsolt Sémjen, de zeer rooms-katholieke leider van de KDNP. Hij zit in de knel nadat hij door een schimmige Hongaarse zakenman in Zweden werd getrakteerd op rendierjacht, inclusief een geheel voor hem afgehuurd hotel; het geschoten beest maakte deel uit van de tamme kudde van een naburige boerin.
Onzin
De schandalen, de teruglopende scores in de opiniepeilingen en de steeds fellere kritiek vanuit Europa en de lidstaten van de Europese Unie maken de taal van premier Orbán met de dag oorlogszuchtiger. In feite schept hij zelf de voorwaarden voor de redenering die hij ophangt: dat de EU, VN en de Hongaars-Joodse Amerikaanse miljardair George Soros samenspannen om Hongarije vol te stoppen met migranten, vooral moslims uit andere werelddelen.
Getalsmatig is dat idee onzin, alleen al volgens de cijfers van de Hongaarse regering zelf. Van de 174.455 migranten en vluchtelingen in de massale stroom van 2015 bleven slechts 425 mensen in Hongarije. Woonden er in 2013 142.000 buitenlanders in Hongarije, in 2017 was dat maar weinig gestegen, tot 152.132.
Volgens de Europese Commissie huisvestte Hongarije van het afgesproken quotum vluchtelingen (1297) precies nul mensen. Eurostat noteerde weliswaar over vorig jaar 1290 toegelaten immigranten, maar dat waren waarschijnlijk Hongaren uit buurlanden of inwoners van Europese staten. In de oppositionele Hongaarse media wordt juist gewezen op de emigratie, die veel zorgwekkender is. Bijna driekwart miljoen Hongaren, vaak jong en hoogopgeleid, vertrok de afgelopen tien jaar naar het Westen.
Gewelddadig
Hongaarse christenen benadrukken minder dan die in Nederland de Bijbelse plicht tot hulp aan naasten in nood. Ze krijgen daarnaast veel cadeautjes van de overheid. De afgelopen drie jaar ging er ongeveer 850 miljoen euro naar kerkgebonden instituten, becijferden kritische sites als index.hu, 444.hu en het Engelstalige portaal Budapest Beacon. Vooral onderwijs en medische zorg op christelijke grondslag profiteerden. Als de overheid de kerken paait, is het voor christenen moeilijk om kritisch te blijven.
Maar door teleurstelling en gewetenswroeging lopen er toch gelovigen weg bij Fidesz. Ze gaan naar rechts, waar Jobbik onder partijleider Gábor Vona sinds begin vorig jaar een mildere toon aanslaat en vooral christenen en gezinnen bekoort, of naar groen links, waar Lehet Más Politika (politiek kan anders) van de Femke Halsema-achtige Bernadett Szél een appel doet op het geweten.
Een groter deel van de protestanten en rooms-katholieken voelt zich per dag minder thuis bij Orbán. Falus: „Orbán is niet bezeten van macht, maar in de greep van angst. Hij is onzeker en slaat er dan op. Ook persoonlijk. Het gerucht gaat dat zijn vrouw Anikó al twee keer aan haar kaak is behandeld na huiselijk geweld. De röntgenopnamen zouden door de veiligheidsdienst zijn weggehaald uit de kliniek aan de Maria utca, las ik ergens.”
In Boedapest hoor je om de haverklap verhalen over de losse handjes van Orbán. Maar ook in Gödöllö, met zijn biotechnologie het Wageningen van Hongarije. Burgemeester van die stad is de 62-jarige György Gémesi. Hij zat van 1989 tot 2006 in het Hongaarse parlement en heeft nu een eigen partij opgericht met critici uit Fidesz. Die partij heet Új Kezdet (nieuw begin). „De macht heeft het steekje los bij Orbán vergroot. Maar hij kan alleen hard vooruit in een doodlopende straat. Als Orbán verliest, desintegreert Fidesz onmiddellijk. Dan krijgen we pas echt chaos in dit land.”
Hongarije kiest
Hongarije gaat zondag naar de stembus om een parlement te kiezen. Dat heeft 199 zetels. Daarvan worden er 93 bezet op grond van een evenredig kiessysteem met landelijke partijlijsten. De andere 106 worden verdeeld via een districtenstelsel. De vraag is niet of de regeringscombinatie Fidesz/KDNP wint, maar met welke marge. In 2010 en 2014 schiep een tweederdemeerderheid de mogelijkheid om de grondwet en andere wetten te veranderen. Ook de kieswet werd ingezet om Fidesz handiger en breder te positioneren in de media en in de electorale geografie. De Hongaarse regeringspartij is alleen te verslaan als de opkomst hoog is en alle oppositiepartijen in de districten achter één figuur gaan staan. Bij 25 districtszetels voor andere partijen is er geen tweederdemeerderheid meer voor Fidesz en boven de 40 geen meerderheid meer; dan moet de regering de oppositie in. Maar niemand verwacht dat. De rechtse partij Jobbik stelt overal eigen kandidaten op; de verbrokkelde linkse oppositie bakkeleit onderling.
Mooie cijfers
Fidesz mag politiek en moreel teleurstellen, Hongarije scoort economisch hoge cijfers: de werkloosheid liep sinds 2010 terug van 12 naar 4 procent. De groei van het bruto nationaal product bedraagt ongeveer 4 procent op jaarbasis. De inkomens van de Hongaren stegen tijdens de acht jaar onder Orbán met 50 procent. Uitkeringen en pensioenen namen minder toe en veel mensen worden gedwongen om bijna gratis te werken in grote overheidsprogramma’s. Hongarije kreeg tot en met 2016 bijna 50 miljard euro van de Europese Unie en betaalde zelf een kwart van dat bedrag aan Brussel.