Israël onderzoekt foto’s wreedheden
Het Israëlische leger heeft woensdag vijf reservisten verhoord die met anderen een tentoonstelling hebben ingericht van foto’s waarop is te zien hoe soldaten in Hebron op de Westoever wreedheden begaan tegenover Palestijnen.
Leger en politie voerden dinsdag een inval uit in de tentoonstellingsruimte. Daarbij werden een map krantenknipsels en een videoband in beslag genomen waarop soldaten getuigen over wreedheden.
Meer dan tachtig soldaten besloten de tentoonstelling, getiteld ”Het stilzwijgen doorbroken”, op te zetten om te laten zien wat het dienen in de „krankzinnige werkelijkheid” van Hebron met hen deed.
Op de video vertellen soldaten hoe ze langzaam veranderden door de lange uren die ze maakten, en door de spanning en de angst. „Mij werd verteld dat een 8-jarig kind en een 90-jarige vrouw in de eerste plaats en vooral potentiële terroristen zijn, vervolgens Palestijnen, dan Arabieren en helemaal als laatste mensen”, zegt een soldaat op de video. Een ander vertelt hoe hij een Palestijns bruidspaar treiterde en weer een ander hoe hij uit verveling schrikgranaten naar Palestijnse kinderen gooide.
Op de foto’s, die de soldaten maakten terwijl ze aan het werk waren, zijn bijvoorbeeld Palestijnse kinderen te zien die soldaatje spelen en elkaar fouilleren en Palestijnse verdachten die geblinddoekt en geboeid langs de kant van een weg liggen, maar ook groepjes vrolijk poserende soldaten. Ook hangt er een foto van een leus die door Joodse kolonisten in Hebron op een muur is gekalkt: ”Palestijnen naar de gaskamers”. In Hebron wonen 500 Joodse kolonisten in enclaves tussen 130.000 Palestijnen.
De tentoonstelling, die wordt gehouden in een galerie in Tel Aviv, is al sinds begin juni open en had aanvankelijk de goedkeuring van het leger. Het was niet direct duidelijk waarom nu is ingegrepen, maar een legerwoordvoerder zei dat de samenstellers van de tentoonstelling zich kennelijk toen ze als soldaten dienden schuldig hebben gemaakt aan strafbare feiten. Het onderzoek dat is ingesteld is volgens hem gebaseerd op „getuigenissen van betrokkenen en ooggetuigen.” Een van de organisatoren van de tentoonstelling, Micha Kurtz, noemde het ingrijpen tegenover de krant Ha’aretz „bangmakerij.”