Geschiedenis

Niet strijd, maar samenwerking is constante in parlementaire historie

Strijd, daar draait het om op het Binnenhof. Toch niet: het parlement is niet zozeer een arena, maar vooral een marktplaats waar compromissen worden gesmeed om resultaten te kunnen boeken.

Kees de Groot
20 February 2018 16:34Gewijzigd op 16 November 2020 12:39
Van den Braak en Van den Berg beschrijven zeventig jaar parlementaire geschiedenis.  beeld Bart Maat
Van den Braak en Van den Berg beschrijven zeventig jaar parlementaire geschiedenis. beeld Bart Maat

Zoeken naar het compromis, dat is volgens de parlementair historici dr. B. H. van den Braak en dr. J. Th. J. van den Berg de belangrijkste constante in onze parlementaire geschiedenis tussen 1946 en 2016. Dat komt omdat geen enkele partij in de Kamer hier ooit een politieke meerderheid heeft gehad. Meteen na verkiezingen moeten partijen dus al samenwerken om meerderheden te construeren.

Compromissen „zijn niet altijd zaligmakend en zeker geen doel in zichzelf”, zei Van den Braak eind vorig jaar bij de presentatie van het boek ”Zeventig jaar zoeken naar het compromis”. „Politieke strijd is nuttig en wenselijk.” Maar voor een compromis als resultaat van een proces van geven en nemen „hoeft geen enkele politicus zich te schamen.”

Soms, voegde Van den Berg daar aan toe, leidt het zoeken naar een compromis zelfs tot een betere uitkomst dan datgene wat de partijen aanvankelijk voor ogen stond. Als voorbeeld noemde hij de Algemene ouderdomswet (AOW). Liberalen en sociaaldemocraten wilden een staatspensioen, de christelijke partijen juist een zelf opgebouwd pensioen. Ze vonden elkaar na decennia van discussie in een stelsel met sociale premies. „Dat is een groot en blijvend succes geworden”, constateerde Van den Berg. „De AOW is tot op de dag van vandaag een van de hoekstenen van onze sociale zekerheid.”

Dat politieke handwerk van compromissen sluiten wordt „hier en daar in een kwaad daglicht gesteld”, memoreerde Van den Braak eufemistisch. Alle hoon over waterige compromissen ten spijt, kan niemand ontkennen dat die op samenwerking en consensus gerichte werkwijze „in zeventig jaar heeft bijgedragen aan vele positieve ontwikkelingen op tal van terreinen”, concludeerde hij. „Resultaten die nu zo vertrouwd zijn, dat de weg ernaar toe weleens vergeten wordt.”

Als voorbeelden van die resultaten noemen de auteurs in de slotbeschouwing van hun boek onder andere medezeggenschap in bedrijven en onderwijs, maatregelen tegen vervuiling, betere wetgeving tegen criminaliteit, meer verkeersveiligheid, een hoog welvaartspeil, een forse inkomensstijging en een goed zorg- en pensioenstelsel. En: „De wijze waarop het homohuwelijk en het vraagstuk van euthanasie werden benaderd, kreeg internationale waardering en navolging.” Dat alles, stellen ze, „mag in belangrijke mate worden aangemerkt als verdienste van ons representatieve stelsel.”

Geen enkel ander politiek regime kan bewerkstelligen wat de parlementaire democratie vermag, schrijven ze lyrisch: sociale vrede bewaren en burgers perspectief bieden. „Daarin zit (…) de schoonheid van het compromis.”

Wat, terzijde, onverlet laat dat aan het sluiten van compromissen in de ogen van christenpolitici wel een principiële ondergrens zit. Het voert te ver om daar nu diep op in te gaan, maar in en buiten beide Kamers hebben veel van hen daar in de afgelopen decennia op gewezen. Zoals bijvoorbeeld SGP-senator Van Dijk in 2016 in deze krant, inzake het al dan niet toestaan van koopzondagen. „Betrouwbare oudvaders”, onder wie Voetius, hebben zich volgens hem positief uitgelaten over compromissen. Tegelijk, zei hij, „past het een christen niet om actief te stemmen vóór een schending van de Tien Geboden. Met Gods Woord mogen wij niet marchanderen.” Instemmen met een kleine verslechtering om daarmee een grotere verslechtering te voorkomen, acht hij dus ongewenst.

Kwartetten

Bij de vorming van het kabinet-Rutte II probeerden beide coalitiepartijen minder ‘waterige’ compromissen te sluiten. Ze ruilden tijdens de formatie onderwerpen tegen elkaar uit: de VVD kreeg bijvoorbeeld haar zin bij het begrotingsbeleid, de PvdA bij inkomensnivellering. Het idee was dat beide partijen dan meer kleur op de wangen zouden houden. Het resultaat van dat ‘kwartetten’ is bekend: de VVD verloor flink bij de afgelopen Kamerverkiezingen, de PvdA werd weggevaagd. Bij de jongste kabinetsformatie vielen de vier onderhandelende partijen meteen weer terug op de oude manier van compromissen sluiten – wat overigens prompt resulteerde in een formatierecord.

Zoeken naar het compromis is „meer dan ooit” van belang, volgens Van den Berg. „Naarmate er meer conflictstof is, is er ook reden om daarover met elkaar in debat te gaan en te zoeken naar oplossingen.”

Daar is inderdaad alle aanleiding toe, betoogde ChristenUnieleider Segers al in 2016. Hij wees toen op vijf breuklijnen in onze samenleving: die tussen succesvollen en achterblijvers, religieuzen en seculieren, gezonden en zieken, jongeren en ouderen en tussen langgevestigden en nieuwkomers. Met het oog op de groeiende kloof tussen gelovigen en niet-gelovigen pleitte hij zelfs voor een „nieuwe pacificatie.” Daarmee verwees hij naar hét compromis in de Nederlandse politieke geschiedenis: in 1917 stemden de confessionele partijen in met algemeen kiesrecht en in ruil daarvoor gingen de niet-confessionele partijen akkoord met de gelijke bekostiging van openbaar en bijzonder onderwijs.

De zoektocht naar het compromis in de politiek is nooit af. Steeds weer dienen zich nieuwe onderwerpen en thema’s aan waarover politici het met elkaar eens moeten worden. Een van de architecten van het vorige kabinet, oud-PvdA-leider Samsom, was zich daarvan terdege bewust. Van politici wordt het vermogen gevraagd, zei hij bij zijn afscheid uit de Kamer in 2016, „om een eindje met elkaar op te lopen, om ook een deel van elkaars gelijk te accepteren, om taboes te slechten en om grenzen tussen coalitie en oppositie te doorbreken. Om het eigen electoraal belang ondergeschikt te maken aan het algemeen belang.”

Hij richtte daarom een hartenkreet aan zijn voormalige collega’s: „Val niet terug in de reflex van de scoringsdrift (…). Blijf de nuance zoeken. Blijf elkaar zoeken. Blijf elkaar vinden. In het belang van de toekomst.”

Behapbaar

Het boek ”Zeventig jaar zoeken naar het compromis” vormt samen met het in 2013 verschenen ”De eerste honderdvijftig jaar” van Van den Berg en J. J. Vis een tweeluik. Samen bieden ze een complete beschrijving van de Nederlandse parlementaire geschiedenis van 1796 tot en met 2016. Beide uitgaven zijn vooral bedoeld voor wie in die historie is geïnteresseerd.

Van den Braak noemde het bij de presentatie van hun boek „een hele uitdaging om zo veel jaar parlementaire geschiedenis handzaam samen te vatten.” Hij meende er „uitstekend” in te zijn geslaagd „de informatieovervloed met een alleszins behapbaar werk afdoende te hebben bestreden.” Daarin heeft hij helemaal gelijk. Zeker voor wie de Haagse politiek van dichtbij heeft gevolgd of meegemaakt, is het teruglezen van de geschiedenis een feest van herkenning.

Het leeuwendeel van het boek wordt gevormd door het historische verhaal over wat er in en om het parlement gebeurde. Die geschiedenis wordt chronologisch verteld, aan de hand van vijf tijdvakken (1946-1959, 1959-1973, 1973-1982, 1982-2002 en 2002-2016) waarin steeds meerdere kabinetten optraden.

Naast dat compacte maar toch volledig verslag van de Haagse wederwaardigheden geeft het boek in afzonderlijke paragrafen en tussen de regels door inzicht in langjarige ontwikkelingen. Welke beleidsthema’s sprongen eruit? Welke resultaten werden geboekt? Hoe veranderden de parlementaire werkwijze en cultuur? Wat betekent de groeiende invloed van Europa? Welke bewegingen zag je onder kiezers? Die beschrijving van trends geeft het boek meerwaarde voor een breder publiek.

”Zeventig jaar zoeken naar het compromis” is merkbaar geschreven vanuit een seculier perspectief. De auteurs besteden relatief weinig aandacht aan de rol van religie in de politiek en aan zaken als ontkerkelijking en de politieke gevolgen daarvan. Explicietere aandacht voor bijvoorbeeld de achteruitgang van christelijke politieke partijen –een van de opvallendste trends in de afgelopen zeven decennia– had niet misstaan.

De beschrijving van debatten over ethische kwesties stelt soms teleur. De religieuze bezwaren van CU en SGP tegen het homohuwelijk en tegen de euthanasiewet blijven onbenoemd. De totstandkoming van de Algemene wet gelijke behandeling in 1994 wordt in één alinea afgedaan. Terwijl dat, in de beleving van toenmalig SGP-Kamerlid Van den Berg, toch „echt een keerpunt” was, een absoluut dieptepunt in zijn politieke loopbaan. Hij proefde destijds iets van een „geestelijke strijd.” Daarover zwijgt het boek.

De stof had bovendien een stuk aantrekkelijker gepresenteerd kunnen worden. In het boek ontbreken kaderteksten of excursen om de lopende tekst te onderbreken. Er staan geen infographics of tabellen in, zelfs geen foto’s. Een personenregister is er wel, maar geen zakenregister. Dat maakt het lastig om alle info over één partij of thema terug te vinden.

Waardering

Kennis van de werking van het parlement, van de vraagstukken waarvoor politici werden gesteld en van de soms moeizame weg om tot oplossingen te komen, „kan hopelijk bijdragen aan hernieuwde waardering voor ons parlementaire stelsel”, zei Van den Braak bij de presentatie van ”Zeventig jaar zoeken naar het compromis”. Hij noemde dat weliswaar niet het primaire doel van (zijn) geschiedschrijving. „Maar het mag daarvan best een afgeleide zijn.” Waarvan akte.

Boekgegevens

Zeventig jaar zoeken naar het compromis. Parlementaire geschiedenis van Nederland 1946-2016, B. H. van den Braak en J. Th. J. van den Berg; uitg. Bert Bakker, Amsterdam, 2017; ISBN 978 90 351 4182 7; 958 blz.; € 55,00.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer