Insiders nemen Facebook onder vuur
Sociale media hadden lange tijd de belofte in zich bij te dragen aan een open en democratische samenleving. Die belofte blijkt loos, na alle ophef over nepnieuws en zorgen over de verslavende werking. Tot voor kort kwam de kritiek vanbuiten. Nu scharen zich ook insiders bij de criticasters.
Enorm schuldig voelt hij zich. Over zijn werk bij Facebook, het grootste sociale netwerk ter wereld. Chamath Palihapitiya is een voormalige medewerker. En niet de eerste de beste: hij was tot 2011 medeverantwoordelijk voor de explosieve groei van het aantal gebruikers. Daar is hij niet langer trots op.
Hij werkte mee aan een systeem dat „de sociale structuur van onze samenleving kapotmaakt”, bekende hij tijdens een bijeenkomst vorige maand aan de Stanford Business School. „Diep, heel diep vanbinnen voelden we wel dat er iets mis zou kunnen gaan.”
En nu, zeven jaar nadat Palihapitiya Facebook verliet, ziet hij een groot probleem. „We proberen onszelf perfect te presenteren, in de hoop beloond te worden met hartjes, likes en duimpjes. Dat zien we dan als waardevol, als waarheid. Maar wat het écht is: valse populariteit. Het maakt je leger dan voordat je iets plaatste. Omdat het je in een vicieuze cirkel duwt, waarin je alweer op zoek gaat naar het volgende. Als je bedenkt dat 2 miljard mensen zo bezig zijn… dat is heel, heel zorgelijk.”
Ex-medewerkers
Palihapitiya schaart zich met zijn opmerkingen in een steeds langer wordende rij van opmerkelijke criticasters: ex-medewerkers van Facebook. Mensen die niet zelden een belangrijke bijdrage leverden aan het succes van het bedrijf. En die daarmee in veel gevallen persoonlijk fortuin vergaarden.
Zo iemand is ook de 38-jarige Sean Parker, nota bene medeoprichter van Facebook. Niemand weet wat de invloed van dit soort netwerken is op het brein van onze kinderen, zei hij begin november. „Toen we Facebook bouwden, ging het maar om één ding: hoe nemen we zo veel mogelijk van je tijd en aandacht in beslag?”
Daarvoor heb je iets nodig waarmee je steeds weer een dopamineshot krijgt, wisten ze destijds al. Dat beloningshormoon zorgt voor een positief gevoel. Een like of een opmerking bij een foto of bericht heeft precies dat effect. Het zorgt ervoor dat gebruikers steeds opnieuw berichtjes plaatsen. En dat leidt weer tot nóg meer likes.
Een feedbackloop, noemt Parker het. Een vicieuze cirkel –wéér dat woord– die misbruik maakt van een kwetsbaarheid in de menselijke psyche. „Ikzelf, Mark Zuckerberg en anderen wisten hiervan. En toch deden we het.”
Soortgelijke kritiek klonk al eerder uit de mond van Justin Rosenstein. Hij bouwde in 2007 mee aan de fameuze likeknop van Facebook. Die knop werd een onwaarschijnlijk succes, vertelde Rosenstein onlangs aan de Britse krant The Guardian. De betrokkenheid van gebruikers op het netwerk groeide explosief, aangejaagd door de continue prikkels die ze krijgen van het geven en ontvangen van sociale bevestiging.
En Facebook zelf harkt zo waardevolle gegevens binnen over de voorkeuren van die gebruikers. Een goudmijn voor adverteerders, die daar grof voor betalen. Intussen heeft elk sociaal netwerk wel een eigen variant op de likeknop.
Het gevolg is, vreest Rosenstein, een aandachtseconomie waarbij internet –of liever: de aandacht van gebruikers– steeds verder in de greep komt van adverteerders. Die maken daarvoor handig gebruik van een ronduit verslavend ecosysteem, dat mensen voortdurend prikkelt, lokt en verleidt. Met als gevolg chronisch concentratieverlies, slaapproblemen en prestatieverlies.
Aandachtscontrole
Het zijn niet alleen ex-Facebookmedewerkers die hun zorgen uiten. James Williams werkte tien jaar lang als strateeg voor Google. In hetzelfde Guardian-artikel spreekt hij over „de grootste, meest gestandaardiseerde en meest gecentraliseerde vorm van aandachtscontrole in de geschiedenis van de mensheid.”
Hij verliet de zoekmachinegigant nadat hij zich realiseerde technologie te bouwen die mensen dingen laat doen die ze eigenlijk helemaal niet van plan waren. Tegenwoordig trekt hij op met Tristan Harris, ook ex-Google. Samen proberen ze technologiebedrijven ervan te overtuigen hun producten op een andere, ethischer manier te maken.
Williams maakt zich grote zorgen over hoe de door sociale netwerken gecreëerde aandachtseconomie politieke processen raakt. Hij noemt de presidentsverkiezingen in de VS en de brexitcampagne als voorbeelden waarbij sociale netwerken op grote schaal gebruikt werden om kiezers te beïnvloeden.
Facebook gaf onlangs tijdens een hoorzitting voor de Amerikaanse Senaat zelf toe dat Russisch nepnieuws in 2016 zo’n 126 miljoen Amerikanen bereikte. Dat is 40 procent van de bevolking. De Russische campagne beperkte zich niet tot de VS; ook in Frankrijk, Duitsland én Nederland doken nepberichten op.
Waarom komen ex-werknemers Williams, Rosenstein, Parker en Palihapitiya juist nu met hun kritiek naar buiten? Dat is lastig te zeggen, maar hun opmerkingen passen in elk geval in een bredere maatschappelijke beweging die steeds sceptischer is over de macht van grote technologiebedrijven. Afgelopen jaar verschenen tal van boeken en artikelen die beschrijven hoe verslavend sociale media zijn, welke invloed dat heeft op onze concentratie en hoe desastreus dat is voor toekomstige generaties.
In haar eerder dit jaar verschenen boek “iGen” betoogt de Amerikaanse onderzoekster Jeanne Twenge dat een hele generatie jongeren, geboren tussen 1995 en 2012, zo’n beetje ten onder dreigt te gaan aan de smartphone. Dat apparaat past naadloos in de aandachtseconomie waarin ook sociale media floreren. Twenge stelt dat deze jongeren als gevolg van overmatig smartphonegebruik hun vrienden minder vaak zien, eerder depressief zijn en veel vaker zelfmoord plegen.
Politisering
Sinds de verkiezing van Donald Trump tot president van de Verenigde Staten staat ook de politisering van sociale media op de agenda. Russische inmenging in de campagne is inmiddels wel bewezen, maar ook lieden als de Filipijnse president Duterte en zijn Zuid-Afrikaanse collega Zuma gebruiken de slimme algoritmes voor politiek gewin en manipulatie van hun bevolking.
Sociale media zijn zo gebouwd dat gebruikers vooral informatie voorgeschoteld krijgen waarvan de kans het grootst is dat ze erop reageren. Dat levert het meeste op voor adverteerders. Maar het drijft gebruikers tegelijk de veelbesproken filterbubbels of echokamers in, waar ze vrijwel alleen nog gelijkgestemden treffen en eenzijdige berichten zien. Niet alleen adverteerders, óók kwaadwillenden hebben daarmee een krachtig middel in handen om massa’s mensen te beïnvloeden.
Zo blijft er weinig over van de lof die sociale media ten deel viel na de Arabische lente, waarin ze een belangrijke mobiliserende kracht bleken. De netwerken zouden de wereld democratischer maken, was toen de hoop én de belofte. Daar valt inmiddels wel wat op af te dingen.
Beest
Terecht dus dat ze aan de bel trekken, die insiders. Al kun je je afvragen of ze geen boter op hun hoofd hebben. Ze hadden immers grote invloed, maar lieten het gebeuren of werkten er actief aan mee dat netwerken als Facebook ogenschijnlijk nauwelijks nog te beheersen zijn.
Niet allemaal waren ze zich daarvan bewust. Het is niet voor het eerst dat mensen met de beste bedoelingen dingen ontwikkelen die onbedoelde, negatieve bijwerkingen hebben. Mogelijk voelen de ex-werknemers zich onder druk gezet door een tegenbeweging die vraagtekens plaatst bij de invloed van sociale media en andere nieuwe technologieën. En kiezen ze eieren voor hun geld. Of ze hebben werkelijk niet voorzien dat hun bedenksels zouden uitgroeien tot een aandachtsverslindende machinerie van ongekende omvang.
Komen de criticasters ook met oplossingen? Steeds vaker klinkt de roep om regulering, ook bij hen. Zoals kranten en televisiezenders door wetgeving werden ingekaderd –wat ze publiceren moet waar en controleerbaar zijn– zo zou ook internet aan banden moeten worden gelegd. Eenvoudig is dat niet. Want het staat haaks op de bedoelingen van het web als vrijplaats voor meningsuiting. Bovendien is regulering nu nog vooral een Europese aangelegenheid, terwijl de machtige technologiebedrijven toch echt Amerikaans zijn.
Het simpelst is nog de oplossing die Chamath Palihapitiya zijn gehoor aan de Stanford Business School voorhield: gebruik die sociale media niet langer. Neem er zo veel mogelijk afstand van. Nu het nog kan. Want, zo zei hij: „Als je het beest blijft voeden, zal het je verslinden.”
Wat vindt de gebruiker zelf?
Zijn Facebookgebruikers zélf zich bewust van de verslavende werking van het platform? We vroegen het de volgers van onze eigen Facebookpagina.
Henri Aarsen: „Aan alles kun je verslaafd raken, zelfs aan kerkgang of alleen psalmen zingen. Onderzoek alle dingen en behoud het goede. FB heeft ook hele goede kanten. Gebruik ze.”
Vano Rinus: „Wat je er zelf aan kunt doen, is in ieder geval alle piepjes, bolletjes en meldingen uitzetten. Dan kies je helemaal zelf wanneer je Facebook en andere media checkt.”
Miranda Verheij: „Beetje overdreven hoor, dopamineshots bij likes… Oké, misschien zijn er mensen voor wie dit opgaat maar dan is er waarschijnlijk een ander onderliggend probleem…”
Gerri Van Gerner-Weelink: Lees het boek “Is daar iemand?”. Daarin staat beschreven hoe hoogleraren psychologie worden ingehuurd om het ontwerp van apps zo te maken dat terugkomen naar de app telkens wordt beloond. Erg interessant.”
Hans Meerman: „Van de week Instagram geactiveerd. Naar mijn idee was ik na 1 uur al ‘verslaafd’, erg herkenbaar dus, ook m.b.t. Facebook.”
Lees meer in het thema Digitale media.