Visser met een kantoorbaan
„Juist omdat er zo weinig over bekend is, is de onderwaterwereld zo interessant”, meent ir. Olvin van Keeken, onderzoeker bij Wageningen Marine Research, de zilte zeelucht aan het Noordzeekanaal inademend. „Met ons werk proberen we tipjes van de sluier op te lichten.”

Bij binnenkomst op het ecologisch onderzoeksinstituut in IJmuiden valt meteen het zeeaquarium op, waarin harders en een zeebaars rondzwemmen; in een hoek ligt een puitaal.
Allemaal soorten die hier in het havengebied voorkomen en die door de 41-jarige Van Keeken moeiteloos op naam worden gebracht. „Toch gebeurt het soms dat tijdens een onderzoek langszwemmende vissen ongedetermineerd blijven, want niet alle soorten hebben opvallende kenmerken. Maar er zijn ook soorten die op afstand te herkennen zijn als ze door een vogel worden gevangen, bijvoorbeeld baarsjes met hun kenmerkende vlekkenpatroon.”
Ergens in een laboratorium van het onderzoekscentrum is een collega van Van Keeken bezig onder een stereomicroscoop een preparaat van gehoorsteentjes uit de hersenen van zeevissen te onderzoeken. Zes jaarringen betekent een zes jaar oude vis. „Zo kunnen we de populatieopbouw van de soorten monitoren”, legt hij uit. Van Keeken: „Dit soort onderzoek gebruiken we om overheden van ecologisch advies te voorzien. Naast economisch advies vanuit de visserij is dat nodig voor een goed visserijbeheer.”
Soortenrijk
Op een straatlengte afstand van het gebouw ligt het Noordzeekanaal, een bijzonder soortenrijk viswater. Er staat een stijve bries, maar de zon is aangenaam warm. „Hier komen zout en zoet water samen, en daarmee ook de bijbehorende vissoorten. Daarnaast brengen de zeeschepen die hier binnenkomen soms bijzondere vissen mee in hun ballastwater, zoals onlangs de naakte grondel uit Amerika. Doordat het een brakwatergrondel is, zal die zich niet in grote delen van Nederland kunnen vestigen. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld de zwartbekgrondel uit Oost-Europa, die in een groot deel van het binnenland al de visstand domineert.”
Een fractie van een seconde blinkt er een springend vissenlijf boven het kanaalwater. Op waarneming.nl worden op deze plek vooral veel vogels gemeld, ook door Van Keeken. Maar met zijn negentig gemelde inheemse vissoorten is hij topwaarnemer bij de soortengroep ”vissen”. Al zit de nummer 2 (Willem Olbers met 87 soorten) Van Keeken op de hielen.
Van Keekens spectaculairste waarneming was een meerval van 1,80 meter in de Waal. Maar de bijzonderste was een kongeraal, een zeepaling uit de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee.
Tijd voor zeebaars
Vangen is de beste manier om vissen te zien te krijgen. Langs een slingerroute door het havengebied, waar een nieuwe sluis in aanbouw is, bereikt de onderzoeker de spuisluis. Twee hengelaars zijn juist bezig hun spullen in te pakken. De vangst was niet groot, vandaag: slechts drie haringen zwemmen er in een emmer. „De haring heeft net kuit geschoten”, legt een van hen uit, „dus het seizoen is voorbij.” Van Keeken knikt: „Nu wordt het tijd voor zeebaars.”
Hij groet de vissers en stapt weer in de auto, op weg naar een laatste stopplaats. Evenals de bij vogelaars en vissers bekende Zuidpier, niet ver hier vandaan, is ook het sluizengebied interessant. Op de oever ontdekt de natuurliefhebber een tapuit, terwijl in de lucht een groepje zwarte sterns voorbijtrekt.
Palinkjes
In het water voor de spuisluis duikt een aalscholver om de paar seconden naar vis. Het liefst had die rover wellicht paling, maar in deze tijd van het jaar, begin mei, zijn het de jonge glasaaltjes die het gemaal passeren, en die doorzichtige palinkjes zijn met hun 7 centimeter bij 3 millimeter de moeite van het vangen niet waard.
Voor de vogel dan, want Van Keeken en zijn collega’s hebben juist voor die visjes vallen ingericht, om stand en trekroute in kaart te brengen. De glasaaltjes zwemmen door naar het binnenwater, waar ze opgroeien, om tien tot vijftien jaar later in het najaar de zee weer op te zoeken, op weg naar hun paaiplaats.
Van Keeken: „In slootjes kun je nog met een schepnet werken, maar het lastige met vissen is dat je voor het grote water algauw aangewezen bent op materieel van beroepsvissers. Wij werken dan ook veel met hen samen. Al werk ik het grootste deel van de tijd op kantoor en doe ik ook veel klussen in de zoete binnenwateren, ik ga nog weleens een hele dag of zelfs een hele week met een vissersboot mee de zee op, waar we vangst en bijvangst tellen en op naam brengen en zo veel kennis opdoen.”
serie Topwaarnemers
Op waarneming.nl is precies te zien wie er per soortgroep de meeste soorten heeft gezien in Nederland. In deze serie gaat Kees van Reenen met zes topwaarnemers op pad. Vandaag deel 5: Olvin van Keeken over vissen.
Het ondergedoken leven der vissen
„Onbekend maakt onbemind”, zegt vissenonderzoeker Olvin van Keeken. „Vissen zitten onder water, waar ze meestal onzichtbaar zijn.” Voor hun onderzoeken gebruiken Van Keeken en zijn collega’s behalve hengels en netten ook zenders en onderwatercamera’s. Hoeveel vissoorten er precies in Nederland voorkomen kan Van Keeken niet zeggen. „Het lastige bij vissen is dat sommige zo zeldzaam zijn dat je ongelooflijk veel mazzel moet hebben om ze te vangen. Een beekdonderpad in een Limburgs beekje gaat nog, maar een zeevis zoals de vleet verwacht ik niet te zien te krijgen.”
Vissen zijn veelal volledig aangepast aan een leven in zout óf zoet water. Het wonderlijke is echter dat vele soorten, zoals de zalm, voor hun voortplanting de zee verruilen voor het zoete water, om in de bovenloop van riviertjes kuit te schieten. Hiertoe moet het vissenlichaam een flinke verandering ondergaan. De paling is een uitzondering, die plant zich juist voort in zout water (de Sargassozee) en groeit op in binnenwater.