Politie te passief in Hoornse aanrandingszaak
De politie heeft fouten gemaakt in de behandeling van de zogenoemde Hoornse aanrandingszaak. De zaak zorgde voor veel ophef. Het slachtoffer uit Hoorn werd in oktober vorig jaar slachtoffer van een poging tot verkrachting. De vrouw kreeg naar eigen zeggen geen hulp van de politie en spoorde haar aanrander zelf op, waarna een arrestatie nog een paar maanden op zich liet wachten.
De politie had voortvarender kunnen optreden, blijkt uit onderzoek van de Inspectie Justitie en Veiligheid. De inspectie oordeelt ook dat de communicatie met het slachtoffer niet proactief en niet helder was.
Het politieonderzoek gebeurde volgens de inspectie weliswaar zorgvuldig en binnen de daarvoor gestelde termijn, toch zijn er wel een aantal kritische kanttekeningen te plaatsen. Zo heeft het relatief lang geduurd voordat de politie onder meer de beschikbare camerabeelden bekeek of onderzoek deed naar de door de aanrander gestolen mobiele telefoon van de vrouw.
Het slachtoffer wilde op de dag dat ze was aangerand daarnaast aangifte doen, maar de politie maakte een afspraak voor over twee weken. Een bedenktijd van twee weken is de normale praktijk als de dader en het slachtoffer in dit soort zaken elkaar kennen, maar dat was hierbij niet het geval.
Verder was het voor het slachtoffer onduidelijk wat er ging gebeuren met de dingen die zij over de dader had uitgezocht. De vrouw had de dader aanvankelijk gevonden met de Find my iPhone-app, maar hij werd daarop niet direct opgepakt. Toen de man de socialmedia-accounts van de vrouw bleek te gebruiken, legde zij contact en ontfutselde hem zijn naam en adres. Ook toen kwam het niet meteen tot een aanhouding. Door het ontbreken van heldere communicatie hierover werd het gevoel van de vrouw versterkt dat de zaak bij de politie niet in goede handen was, aldus de inspectie.
De dader, Mohammed M. uit Hoogwoud, werd in juni overigens veroordeeld tot achttien maanden cel, waarvan zes voorwaardelijk.