Baltische staten brengen de goelag de Europese Unie in
De zware celdeuren van de 162 jaar oude gevangenis Paterei in de Estlandse hoofdstad Tallinn kunnen alleen met enorme stalen sleutels worden geopend. Hoog gepiep weerklinkt door het complex als de deur openzwaait, een zware dreun echoot door het labyrint van koude gangen als hij met een klap weer wordt gesloten.
Het contrast tussen de gevangenis in Tallinn en de huizen van bewaring aan de overkant van de Baltische Zee in Finland en de rest van Scandinavië kan bijna niet groter. Scandinavische gevangenissen hebben meer weg van budgethotels: ze zijn schoon, netjes en uitgerust met alle moderne voorzieningen. De omstandigheden in Paterei en andere gevangenissen verspreid over de Baltische staten, die op 1 mei toetraden tot de Europese Unie, zijn exact het tegenovergestelde. „Het is zo slecht. Je bent hier echt in een 19e-eeuwse gevangenis”, klaagt gevangenisdirecteur Toomas Malva tijdens een rondleiding door het detentiecomplex aan de Baltische-Zeekust dat hier door de Russische tsaristische overheid in 1842 werd gebouwd als fort en later in een gevangenis werd veranderd.
Economisch gaat het Estland, Letland en Litouwen voor de wind. Er zijn ultramoderne banksystemen en supersnelle internetverbindingen aangelegd. Om de welvaart te benadrukken schieten de glazen wolkenkrabbers in Tallinn als paddestoelen uit de grond.
De gevangenissen in de drie voormalige Sovjetstaten lijken echter op geen enkele manier te hebben geprofiteerd van de vooruitgang die de landen het afgelopen decennium hebben gezien. Opmerkelijk genoeg worden de detentiecentra nog steeds geleid als strafkampen uit de goelag, ooit het meest gehate symbool van de Sovjetoverheersing in de Baltische staten.
Positief punt is dat Baltische gevangenismedewerkers meteen toegeven dat de gevangenissen in vreselijke staat verkeren en bereid zijn er iets aan te doen. De Estlandse autoriteiten wijzen erop dat een groot deel van Paterei al is gesloten. Het grootste deel van de gevangenen is overgebracht naar de moderne gevangenis in het Zuid-Estlandse Tartu. Maar in Paterei zitten nog wel 130 gedetineerden vast in het gevangenishospitaal.
Wat ook zorgen baart bij het Baltische gevangenisstelsel is dat er zo veel gevangenen zitten. Andrew Coyle van het in Londen gevestigde Internationaal Centrum voor Gevangenisonderzoek zegt dat er in de Baltische staten van iedere 100.000 inwoners 300 achter de tralies zitten. Dat zijn er drie keer zo veel als gemiddeld in de Europese Unie vóór de uitbreiding met de tien voornamelijk Midden- en Oost-Europese landen.
De gevangenisautoriteiten in de Baltische staten verdedigen de omstandigheden in hun complexen niet, maar zeggen dat er niet genoeg geld is om ze snel te moderniseren. „De regering lijkt te denken dat het geld op andere gebieden harder nodig is”, zegt Karlis Serzants van de Letlandse gevangenisadministratie. „Het is ook een politieke kwestie. Veel mensen vinden dat een gevangene geen aangenamer leven mag hebben dan een gepensioneerde.”
In de meeste gevangenissen in deze landen is dat ook echt niet het geval. De meeste cellencomplexen zitten overvol. In sommige circuleren bovendien ziekten zoals aids en tegen medicijnen resistente tuberculose. Drugsgebruik en geweld tussen gevangenen zijn er aan de orde van de dag. In 2002 bleken bijna 300 van de 2000 gedetineerden in de Alytus-gevangenis in Litouwen door intraveneus drugsgebruik besmet met HIV.
De hervormingsgezinde directeur Olavi Israel van de Estlandse gevangenis Murru zei dat het verschil tussen Scandinavische en Baltische gevangenissen voor hem vooral duidelijk werd bij een bezoek aan een gevangenis in Finland. Hij ontmoette daar een Estlandse gevangene en vroeg hem of hij goed behandeld werd en of hij niet liever in Estland gevangenzat. „Hij bleef gedurende de rest van mijn bezoek aan het complex uit mijn buurt”, aldus Israel.
Bij het zien van de Murru-gevangenis is makkelijk te begrijpen waarom de man op de vlucht sloeg voor de gevangenisdirecteur. In het complex, dat in de jaren ’30 werd aangelegd, zitten 1600 gedetineerden, de helft van alle Estlandse gevangenen. In sommige cellen zitten tot vijftien gevangenen bij elkaar, waardoor ze in totaal 2,5 vierkante meter leefruimte voor zichzelf hebben. Europese richtlijnen schrijven echter voor dat iedere gevangene een eigen cel moet hebben en als dat niet mogelijk is, hij op zijn minst 4 vierkante meter leefruimte moet hebben.
Terwijl ze stap voor stap de omstandigheden voor gedetineerden verbeteren, voeren de regeringen van de Baltische staten ook hervormingen door in de strafwet, waardoor criminelen kortere straffen krijgen en meer kans hebben op vervroegde vrijlating. In Litouwen heeft dit al geleid tot een afname van het aantal gevangenen met ruim 20 procent naar 8000, aldus het Litouwse ministerie van Justitie. De naam ”gevangenis” is ook veranderd in ”correctionele inrichting” om de nadruk te leggen op rehabilitatie in plaats van op straf.
Toch vinden de medewerkers van de gevangenissen in de Baltische staten dat er snel meer geld vrij moet komen om te kunnen moderniseren. „Al het gevangenispersoneel snakt naar een nieuwe gevangenis”, zegt Israel. „We willen omstandigheden creëren waarin we een gevangene kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij. In deze toestand kunnen we dat gewoon niet.”