Joden keren terug naar Berlijn
Berlijn doet het goed bij jonge Israëliërs. De stad is goedkoop, veilig en hip. Enkele Joden willen alles liever dan naar Berlijn gaan. Maar voor hen komen er tien anderen. Het is duidelijk dat het gaat om duizenden. En antisemitisme? „Er zijn hier vast idioten, maar ik kom ze niet tegen.”
Ofer Melech zei tegen zijn oma dat hij naar Londen ging. Zij had na de oorlog kort als vluchteling uit Polen in Berlijn gewoond, maar het was nooit haar lievelingsstad geworden. Ofer dacht dat hij haar pijn zou doen als hij haar het slechte nieuws zou vertellen.
Totdat ze aan de telefoon vroeg: „Hoe is het in Londen?” Toen moest het hoge woord eruit. En toen was het ook goed. Ze begon zelfs weer Duits te praten toen hij haar later met zijn vrouw uit Oost-Berlijn kwam bezoeken. Nee, grootmoeder heeft het aanvaard.
Ofer is lang en slank. Hij spreekt Duits, maar met een zwaar accent. Hij zit aan een tafeltje in de hoek van zijn eigen restaurant in Berlijn, met zijn gezicht naar de Invalidenstrasse, een doorgaande weg met veel verkeer. Hij pakt een zwart-witfotootje in een lijstje van de muur: een man en vrouw met een kind. „Mijn grootouders met mijn moeder, als Poolse vluchtelingen in Berlijn.” Zijn moeder werd hier in Duitsland geboren. In 1952 trokken ze naar Palestina om het nieuwe land Israël op te bouwen.
Zijn opa en oma spraken Jiddisch. Dat heeft zijn moeder ook nog geleerd. „Met ons spraken ze Hebreeuws.” Hij groeide op in Be’ersheva.
Duits spreken kon zijn oma wel, maar dat hoorde hij pas toen hij met zijn vrouw naar Israël kwam. En daarmee keurde ze het toch nog goed dat hij naar Berlijn was getrokken.
Dat geldt niet voor iedereen, zegt Ofer Melech. „Enkele oude vrienden willen geen contact meer met me.”
Van zijn vader heeft hij niet zo’n fotootje, hoewel die ook niet ver van Berlijn is geboren, op de grens van Polen en Duitsland. „Die sprak nooit over Duitsland. Dat was geen thema voor hem. Het is jammer dat dit trauma er is.”
Duitsland is besmet, en Berlijn helemaal. In de jaren dertig was de stad een bolwerk van antisemitisme. Overal hingen hakenkruizen. Vandaag wonen er echter duizenden Joden. Niemand weet hoeveel het er zijn (zie: ”Israëlische invasie”).
De geschiedenis van Berlijn schept afstand, weet Melech. Maar dat is tegelijk een „probleem van de andere generatie”, zegt hij. „Voor mij is Berlijn een kunstzinnige stad vol alternatieve culturen.”
Israëliërs zijn te veel blijven steken in het verleden, zegt hij. „De Holocaust is in Israël niet goed verwerkt. Er wordt op school wel veel over verteld, maar erg eenzijdig.”
Hij juicht initiatieven toe toen om Israëlische jongeren samen met Duitse leeftijdgenoten op excursie naar Auschwitz te sturen. „Daar kunnen ze samen op de plek des onheils het verleden verwerken. Die Duitse jongeren zijn natuurlijk vaak kleinkinderen van actieve nazi’s. Maar er is moeilijk geld te krijgen voor dit soort projecten.”
Architect
Eind jaren negentig kwam hij in Berlijn als uitwisselingsstudent voor een architectenopleiding. „Architectuur was mijn talent. In Israël had ik er vast een goede baan in kunnen krijgen.”
Maar voordat hij zich verbond aan een vaste baan, wilde hij graag in Europa rondreizen. „Ik ben in Parijs geweest, in Londen en ook in New York. Daar zijn grote Joodse centra.”
En zo kwam hij tot zijn besluit om naar Europa te verhuizen. En zijn keus viel op Berlijn, dat hij kende van zijn uitwisseling. „Ik vond Europa veiliger en stabieler dan Israël.”
Nou ja, dat hoopte hij. Maar hij kwam precies in de tijd na de terreuraanslagen in New York in 2001. „Dat was een slechte tijd om in een nieuw land te beginnen. Uiteindelijk geniet ik er wel van. Hier is geen oorlog en alles loopt goed.”
Zijn beroep moest hij echter wel loslaten. Hij haalt zijn schouders op. „Alle immigranten moeten zich aanpassen aan de nieuwe arbeidsmarkt. De meesten lukt het niet om in het beroep te werken waarvoor ze opgeleid zijn. Doorgaans is de taal al een eerste drempel. Het zou mij ook niet lukken hier als architect te werken.”
Artistiek
In de jaren negentig was Berlijn een toevluchtsoord geworden voor mensen uit allerlei landen. De stad kreeg internationaal een artistiek imago. Berlijn trok studenten en andere jonge mensen uit de hele wereld.
Zo trof Melech een stad vol „kelders met illegale barretjes” aan. Maar daar bleef hij niet hangen. Het eerste wat hij deed was zich inschrijven voor een taalcursus.
Het Duits had hij vrij snel nodig om in Oost-Berlijn kennis te maken met de familie van zijn vriendin. „Zij waren zwak in Engels en dus moest ik Duits spreken. Dat ging goed.” Samen met zijn vrouw heeft hij nu een kind. „Ik heb hier mijn Heimat gevonden”, stelt hij tevreden vast. Voor zijn schoonfamilie is zijn Jood-zijn „totaal geen thema.”
De droom om als architect in Berlijn te werken ging niet op. Hij bleef lang zoeken wat het wel moest zijn. Tot een vriend hem wees op ”hummus”, een Arabisch product van kikkererwten dat inmiddels door alle Israëliërs wordt gegeten. „Die vriend zei: Jij moet hier in Berlijn hummus maken. Dat ben ik gaan doen.”
En dat werd een succes. Restaurant Djimalaya loopt goed, zegt hij. „Deze maand openen we een vestiging: in een foodcourt (verzamelplaats van restaurants met een gedeelde zitplaats, EvV) in een groot winkelcentrum.”
Melech presenteert Djimalaya als „Israëlisch eethuisje”, hoewel „niet helemaal koosjer.” Hij is blij dat het nooit een „Israëlisch trefpunt” is geworden. Er komt een internationaal publiek op af. Aan de tafeltjes zijn ook alle talen te horen en het personeel komt uit alle windstreken: „De chef-kok is Italiaans, de anderen in het restaurant zijn Pools en Duits.”
Dit internationale bevalt Melech het meest. Hij heeft nooit behoefte gehad zich te melden bij de Joodse gemeenschap in de stad. Religieus is hij nooit geweest. „Mijn ouders en grootouders waren erg tegen de godsdienst. Zij zijn de generatie van het wetenschappelijke. Israël is ook gebouwd op een linkse filosofie, om zich tegen het oude Joodse imago te keren. De laatste jaren dringt het religieuze weer meer op de voorgrond. Ook bij mezelf zie ik meer openheid daarvoor dan bij mijn ouders.”
Antisemitisme is hij nooit tegengekomen in Berlijn, zegt hij. „Er zijn hier vast ook idioten die Joden haten. Maar ik kom ze niet tegen.”
Anti-Israëlische acties gaan aan hem voorbij. „Aan politiek doe ik niet. Ik heb daarin geen agenda. Ik verkoop Israëlisch voedsel aan mensen die dat willen hebben. En dat gaat goed.”
Israëlische invasie
Het zijn vooral studenten en hun leeftijdgenoten die naar de Duitse hoofdstad komen. Parallel daaraan is er een stroom Israëlische kunstenaars. De meesten komen met de bedoeling om vroeg of laat weer terug te gaan.
Berlijn heeft grote voordelen boven andere steden. Het is een grote moderne stad met alle voorzieningen. Vanwege de ruimte ervaart iedereen de stad als dorps en ontspannen. Het leven is in Berlijn ook zeker een kwart tot een derde goedkoper dan in Tel Aviv.
Daarnaast zeggen vrijwel alle Joden in interviews dat ze vooral de veiligheid in Duitsland als een verademing ervaren. Vermoedelijk verblijft driekwart van de Israëliërs in Duitsland in de hoofdstad.
Niemand weet hoeveel Israëliërs er in Berlijn wonen. Dat komt doordat velen het land binnenkomen op een Duits of ander Europees paspoort. Het naoorlogse Duitsland is altijd ruimhartig geweest in het verstrekken van paspoorten aan overlevenden van de Holocaust en hun nakomelingen. Bovendien staat Israël toe dat immigranten hun oude paspoort behouden.
Er zijn wel veel schattingen over het aantal Joden in de stad. De meest betrouwbare lijkt die van prof. Dani Kranz, die in 2015 in een rapport van de Bertelsmann Stiftung stelde dat het zou gaan om 6265 mensen met een Israëlisch paspoort. Kranz waarschuwt dat dit aantal makkelijk wordt overschat. De Facebookpagina ”Israelis in Berlin” zegt dat het gaat om wel 18.000 mensen. De ambassade van Israël in Berlijn meldt geen officieel aantal te kunnen geven, maar adviseert de lage schattingen te geloven.
Ook de Jüdische Gemeinde Berlin heeft geen zicht op de aantallen. Veel Israëliërs met interesse in Berlijn zijn immers niet religieus.
In Israël ligt de emigratie naar Duitsland wel gevoelig, zoals door de jaren is gebleken uit reacties van enkele politici. Het wordt soms gevoeld als verraad aan de Joodse staat.
Hoeveel het er ook precies zijn, ze kunnen nooit het gat vullen dat de Tweede Wereldoorlog sloeg. Volgens historici woonden er in 1933 (toen Hitler aan de macht kwam) 160.000 Joden in de Duitse hoofdstad; een derde van alle Joden in Duitsland.
In Duitsland is het Joodse leven na 1990 enorm opgeleefd. Na de val van het communisme trokken tienduizenden veel Joden uit het Oostblok naar Duitsland. Veel gemeenten die eigenlijk ten dode opgeschreven waren, herleefden binnen enkele jaren.
Met een keppeltje in de metro
Holger is een opvallende verschijning in de Berlijnse synagoge Chabad Lubawitsch. Met zijn lange ongekamde haar en een korte broek boven teenslippers trekt hij de aandacht. Geeft niet, zegt hij glimlachend. „Ik houd van de zomer.”
Dat laatste was in elk geval een van de redenen waarom hij in de jaren tachtig vanuit Berlijn naar Israël trok. Maar niet de enige.
Hij neemt een hap van de lekkernijen die na de dienst in de hal van de synagoge staan uitgespreid. Hij geniet van het huidige Joodse leven in de stad. „Ik had dit twintig jaar geleden niet durven denken.”
Weet je, zegt hij, Duitsland zit in een geestelijke woestijn. „Maar waar hebben we de Thora gekregen”, zo vraagt hij, om zelf met stemverheffing te antwoorden: „In de woestijn.”
Holger –die niet met zijn achternaam bekend wil raken– was zich als kind helemaal niet bewust van zijn Jood-zijn. Hij werd ook niet religieus opgevoed. „Ik merkte wel dat er iets was. Maar meer niet.”
En toch was het zo. Door zijn ouders en grootouders was veel geleden. In flarden vertelt hij iets over zijn levensverhaal. Hij weet er zelf nog niet eens alles van. Vorig jaar nog heeft hij een tante uitgehoord, vlak voor ze stierf, vertelt hij met een snik in zijn stem.
Een klein beetje snapt hij het wel. „Veel Joden wilden geen Jood meer zijn. Ze hadden zich bevrijd van het juk dat eeuwenlang op hen had gedrukt. En toen kwam Hitler en die draaide die assimilatie weer terug.”
Holger werd rond 1960 geboren. In 1969 zei een Duitse psychiater dat het trauma van de oorlog nu wel voorbij was. „Quatsch”, zegt Holger. Die psychiater zag alleen maar de eerste generatie. Holger noemt zichzelf een secundaire getraumatiseerde, van de tweede generatie. Ook zij torsen de last van het verleden met zich mee.
De ervaring dat ook hij tot het lijdende volk hoorde, bracht hem in een crisis. „ Ik kwam in een diepe duisternis. Ik kon alleen nog maar huilen. Jarenlang heb ik in een overlevingsmodus geleefd.”
Het Jood-zijn is nog steeds een uiterst gevoelig onderwerp voor Holger. Hij kan er niet rustig over spreken, maar telkens wordt hij overmand door emoties.
Hij wist dat hij therapie nodig had. Zijn eerste stap was om naar Israël te gaan. „Daar leefde ik tussen de Asjkenazi’s. Die spreken zelfs nog Duits. Terwijl het Hebreeuws de melodie van de straat was. Ik heb Hebreeuws geleerd om te bidden en te zingen. En af en toe te huilen. Ik kan niet genoeg zeggen hoe dankbaar ik daarvoor ben. De Joodse gebeden doen me nog altijd heel veel; ook lichamelijk.”
Na verloop van tijd kreeg hij er erg in dat er ook in Israël veel werd gezwegen over de pijn van de Holocaust. „En toen kwam ik, en stelde mijn vragen.”
Na verloop van jaren keerde hij weer terug naar Berlijn. Nog altijd zoekt hij naar de juiste therapie om zijn trauma te beheersen. Hij zoekt het in zang en dans. En in de Heilige Schrift. „Daar ga ik met mijn angst en verdriet naartoe. Ik lees alle gevoelens terug in het Oude Testament.”
Op zaterdag stapt hij met een keppeltje op in de metro. Hij wil dat Joodse symbolen weer normaal worden. „Sommige mensen zeggen: Sjabbat sjalom – goede sabbat. Negentig procent van de reacties is positief. Maar in de buurt van mijn huis durf ik mijn keppeltje niet op te houden. Er is immers wel veel antisemitisme hier.”