Buitenland

Vriezenveners en de Russische Revolutie

Egbert Tellegen ging als kind helemaal niet zo graag naar zijn opa Engberts. Die oude man mopperde alleen maar op de communisten. Pas na zijn dood raakte hij onder de indruk van wat grootvader rond de revolutie in Sint-Petersburg had meegemaakt, en wat hij daarover had geschreven.

7 November 2017 19:10Gewijzigd op 16 November 2020 11:53
Prof. Egbert Tellegen, nazaat van de Rusluie uit Sint-Petersburg. beeld RD, Evert van Vlastuin
Prof. Egbert Tellegen, nazaat van de Rusluie uit Sint-Petersburg. beeld RD, Evert van Vlastuin

Ik heette ook nog eens naar hem, zegt prof. Tellegen (1937), in zijn arbeidzame leven hoogleraar milieukunde aan de Universiteit van Amsterdam. „Mijn grootvader was in Rusland geboren, maar kreeg de Saksische naam Egbert. Zijn familie woonde toen enkele generaties in Sint-Petersburg.”

Egbert Engberts (1875-1955) was een telg van de ”Rusluie”: mensen uit Vriezenveen die rond 1730 met handel de armoede ontvluchtten. Ze trokken met zaden en linnen langs onder meer de oude Hanzesteden. In het Duitse Lübeck hoorde een van hen over de nieuwe hoofdstad van Rusland: Sint-Petersburg. Die was in 1703 gesticht door de Europees gezinde tsaar Peter de Grote. Vanuit Lübeck staken de Vriezenveners over. Dat werd het begin van een kleine twee eeuwen intensieve uitwisseling.

De eerste jeugdherinnering van Egbert Engberts betrof een bomexplosie. „Hij liep toen in een park. De bom viel bij de moord op tsaar Alexander II in 1881. Dat was een progressieve monarch die in 1861 de slavernij had afgeschaft. Hij werd opgevolgd door de autoritaire Alexander III.”

En deze jeugdherinnering was eigenlijk „het begin van het einde” van tsaristisch Rusland en daarmee van de Rusluie, zegt Tellegen. „Het hoogtepunt van de handel lag vroeg in de 19e eeuw.”

Schriftje

Tot 1850 duurde een enkele reis van Vriezenveen naar Sint-Petersburg drie of vier weken. In het Historisch Museum Vriezenveen ligt een schriftje met aantekeningen van de 14-jarige Jacob Kruijs over een reis in de zomer van 1826. Net als andere knapen vertrok hij om vijf jaar als leerjongen in de stad te werken. Vanuit een arm dorp kwamen ze terecht in een stad vol paleizen en theaters. De Rusluie voelden zich blijkbaar in beide werelden thuis.

Kruijs zat in een rijtuig vol koopwaar. Dag en nacht reden ze door en overbrugden de afstand van 2400 kilometer in vijftien dagen. Onderweg werd er 62 keer van paarden gewisseld.

De volwassenen gingen regelmatig terug naar huis, naar vrouw en kinderen. In Vriezenveen verrezen steeds meer dure villa’s die de handelaren lieten bouwen.

Dat veranderde zodra er stoomboten en -treinen in beeld kwamen, vertelt Tellegen. „Toen duurde de reis nog maar drie of vier dagen. Vanaf die tijd gingen vaak de vrouwen mee naar Rusland en raakten de gezinnen meer op Rusland gericht.”

Egbert Engberts trouwde met Sara Anna Bréchet, een dame van Zwitserse komaf. „Zij sprak geen Nederlands. Hun huistaal werd Russisch. Voor mijn moeder, die in 1909 in Sint-Petersburg is geboren, werd dat de moedertaal. Pas hier leerde zij vanaf 1918 Nederlands. Vooral als ik haar aan de telefoon had, bespeurde ik ergens toch nog een accent.”

Het echtpaar Engberts-Bréchet trouwde in 1902 in de Nederlandse kerk in Sint-Petersburg. „Die stond aan de Nevski Prospekt, de belangrijkste straat van de stad. Die kerk was in 1834 in gebruik genomen. De toekomstige koningen Willem II en III waren daarbij. Zo belangrijk vond men dat blijkbaar.”

Concurrentie

De Rusluie uit Vriezenveen hadden een geziene positie in de stad en leverden ook aan het hof. Maar toen het transport makkelijker werd, werd de concurrentie voelbaar.

Veel Rusluie gingen terug naar Nederland. Egbert Engberts bleef echter. Tellegen: „Hij hield van Rusland en van Sint-Petersburg.”

Engberts zag wel dat er een einde moest komen aan de onderdrukking door de tsaar. „In 1917 stond hij achter de Februarirevolutie. Maar de Oktoberrevolutie vond hij vreselijk.”

Bij die Oktoberrevolutie kwamen de bolsjewieken van Lenin aan de macht (zie ”Oktoberrevolutie in november”). Die nationaliseerden bijvoorbeeld de banken, zodat alle aandelen in één klap waardeloos werden. Ook onteigenden ze veel bedrijven.

En nog bleef Engberts, hoewel er steeds minder Nederlanders om hem heen waren. „Hij is riskant lang gebleven; tot oktober 1918. In de trein zei hij tegen zijn kinderen, vier zoons en een dochter: „Kijk nog maar eens goed, dit zien jullie nooit meer.” Een oom van mij is trouwens later nog weleens in de Sovjet-Unie geweest.”

In de trein zorgde Tellegens moeder voor een spannend moment toen ze tegen de communistische bewakers zei: Zijn jullie nu die vreselijke bolsjewieken? „Zij was duidelijk gevormd door wat zij thuis had gehoord.”

Na een paar dagen kwamen ze uitgeput in Vriezenveen aan. Maar de familie vormde geen welkomstcomité. „Die zei: Jullie lijken wel stapelgek dat jullie hier komen terwijl de Spaanse griep heerst. Mijn grootvader voelde zich ook niet thuis in Vriezenveen, denk ik. Hij kocht in Leiden een banketbakkerij om daar Russische pasteitjes te verkopen. Maar dat werd niets. Leiden was toen een verpauperde stad en de mensen waren niet geïnteresseerd in buitenlandse lekkernijen. In de oorlog zijn ook nog eens twee van zijn zonen omgekomen. Hij is als een arme en sombere man gestorven.”

Staatsrecht

Egbert Tellegen was daarom veel meer geïnteresseerd in de andere kant van de familie. Hij wijst naar het imposante houten bureau in de hoek van de kamer. „Van mijn overgrootvader Bernardus Tellegen, hoogleraar staatsrecht in Groningen.” Hij trekt een la open en leest voor uit diens rectorale rede uit 1870, getiteld ”Duitschland en Nederland”. „Aan het slot waarschuwde hij tegen het autoritaire Duitsland dat bezig was te ontstaan. Dat kon een bedreiging worden voor het vrije Nederland. Moet je nagaan: zeventig jaar voor de Tweede Wereldoorlog.”

In de jaren twintig werd zijn zoon Jan Willem burgemeester van Amsterdam. „Die heeft in 1921 dit dorp Sloten geannexeerd, waar ik al sinds de jaren zestig woon.”

Van zijn moeder hoorde Tellegen weinig over Rusland. „Zij had dat afgesloten. Mijn oudere broer Ben, die vorig jaar gestorven is, en ik gingen er ook zo mee om. Opvallend is dat de jongere kinderen er meer mee bezig waren. Mijn jongere zus Adinka, geboren in 1948, ging Russisch studeren. Maar ook met haar sprak mijn moeder geen Russisch.”

Tellegens jongere broer Toon ontdekte dat opa Engberts helemaal niet zo saai was. „Hij had zelfs verhalen en toneelstukken geschreven.” In 2004 heeft Adinka het manuscript ”Herinneringen aan Rusland” uitgegeven, met een voorwoord van broer Toon, de kinderboekenschrijver.

Zelf ging Tellegen na de dood van zijn moeder in 1981 op Russische les, toen hij al lang en breed hoogleraar milieukunde was. „Een student wees me erop dat er in Russische kranten veel over milieu stond, zoals over het leeglopen van het Aralmeer. Dat ging ik bijhouden en ik ging er ook over schrijven. Zo werd ik een vraagbaak over Russische milieuvraagstukken.”

Op de Universiteit van Amsterdam maakte hij ook de revolutie van de jaren zestig mee. „Dat universiteitsmarxisme was van een laag niveau. Ze vonden mij allemaal te rechts, met mijn kritiek op de terreur van Stalin en zo. Vandaag is het precies andersom. In mijn boekje ”Afscheid van het kapitalisme” uit 2014 lever ik fundamentele kritiek op onze economische orde. Ik vind het bijvoorbeeld raar dat onze koning in de Troonrede zegt dat we gelukkig weer meer consumeren, terwijl overgewicht toeneemt en niemand iets zegt over de milieueffecten van de consumptie.”

Oktoberrevolutie in november

Het lastige van de Russische Revolutie in 1917 is dat er eigenlijk twee revoluties waren: een in maart en een in november. En helemaal lastig is dat ze Februari- en Oktoberrevolutie heten. De toen in Rusland gebruikte juliaanse kalender liep twee weken achter op de gregoriaanse kalender in West-Europa. De Oktoberrevolutie was daarom niet op 25 oktober, maar op 7 november; vandaag honderd jaar geleden.

Het verschil tussen die twee revoluties blijkt uit hun omgang met de tsaar: in februari was de vorst gevangengenomen en afgezet, de mensen achter de novemberrevolutie lieten hem (op gruwelijke wijze) vermoorden. De communisten vonden dat de Voorlopige Regering die in februari was gevormd, veel te slap was. Het nieuwe regime gebruikte vanaf de eerste dag grof geweld. Anders denken was verraad aan de vooruitgang.

Beide revoluties vonden plaats in de toenmalige hoofdstad Sint-Petersburg. In 1918 verplaatste Lenin het regeringscentrum naar Moskou, omdat hij bang was dat Duitsland na de Eerste Wereldoorlog alsnog Rusland wilde veroveren. Het Kremlin is sindsdien niet alleen het bestuurscentrum van de Sovjet-Unie geweest, maar is nog altijd het kantoor van de Russische president.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer