„Nahnar had nog kunnen leven”
De officier van justitie vindt het, de verdachte abortusarts L. Querido vindt het en zijn raadsman W. Burgers vindt het ook. Nahnar van Homeyer, het 17-jarige meisje dat in 2001 om het leven kwam na een overdosis lidocaïne in de Utrechtse abortuskliniek Vrelinghuis had nog kunnen leven. Maar wie had haar dood kunnen voorkomen?
Nog twee weken, dan maakt de rechtbank in Utrecht bekend of hij de abortusarts schuldig acht aan het tragische sterfgeval. Zijn kansen om vrijuit te gaan, zijn er na de rechtszaak van donderdag niet groter op geworden.
Goed, Burgers mocht de rechtbank even de werking demonstreren van de mayo-tube, het beademingspijpje dat het personeel van de abortuskliniek inbracht bij Nahnar. Zodoende kon hij aannemelijk maken dat het ambulancepersoneel bij binnenkomst in de kliniek onmogelijk speeksel heeft kunnen waarnemen rond de mondhoeken van het meisje. Die gaan namelijk volledig schuil achter het mondkapje.
Eén beschuldiging jegens Querido leek daardoor enige nuancering te verdienen, namelijk dat de beademing in zijn kliniek had plaatsgevonden met volkomen achterhaalde methoden.
Maar wat de rechter vooral wilde weten, was waarom er bij Querido geen alarmbellen gingen rinkelen toen de dienstdoende verpleegkundige hem erop attendeerde dat zij de lidocaïne die ochtend had opgetrokken uit afwijkende, glazen ampullen. Het personeel van zijn kliniek had zich in het verleden toch al herhaaldelijk geërgerd aan de slordige levering van medicamenten door de apotheek?
„De apotheek leverde wel meer glazen ampullen aan”, repliceerde de arts. Maar dat op zich was voor hem nog geen reden de opdruk op de ampullen niet grondig te lezen. Dat liet hij na omdat hij het ondanks alles de verantwoordelijkheid van de apotheek achtte de juiste etiketten op de juiste dozen met ampullen te plakken. Verder vertrouwde hij blindelings op de accuraatheid van zijn personeel. Zodoende beperkte hij zich tot een „het zit wel goed” richting de verpleegkundige.
Zijn beroep op de verantwoordelijkheid van de apotheek veegde de officier van justitie donderdag resoluut van tafel. Hij achtte grove nalatigheid wettig en overtuigend bewezen.
Schokkend werd het relaas van de verdachte arts vooral toen hij de rechter desgevraagd bevestigde dat de communicatie tussen hem en het ambulancepersoneel over de stervende Nahnar gedomineerd werd door fricties, meningsverschillen en wederzijdse beschuldigingen van incompetentie. Nadat Querido’s verpleegkundige de beademingsapparatuur waaraan zij het meisje naar eigen zeggen had aangesloten, had afgekoppeld, deed het ambulancepersoneel een reeks vruchteloze pogingen de ademhaling van het meisje weer op gang te brengen met een veel grotere beademingspijp. Ook die pogingen werden het slachtoffer volgens de arts fataal.
Ook in de rechtszaal werd het meningsverschil niet beslecht. Hoewel het standpunt van het ambulancepersoneel in grote lijnen bleek terug te keren in deskundigenrapportages, volhardde Querido in zijn standpunt: Nahnar had nog kunnen leven als het ambulancepersoneel en de EHBO-verpleegkundigen beter werk hadden geleverd. „Maar zij staan hier vandaag niet terecht en u wel”, voegde de rechter hem daarop toe.
De officier van justitie zag in Querido’s handelwijze voldoende aanleiding om het woord „moord” in de mond te nemen. Daarin viel hij de moeder van het slachtoffer bij. Blijkens haar brief, die door een van de rechters werd voorgelezen, was zij dezelfde mening toegedaan. Ook voor haar lijdt het geen twijfel: Nahnar had nog kunnen leven.