Zuid-Sudanees leest eigen verhaal in Oude Testament
Vergeten door God. Zo beleven veel Zuid-Sudanezen hun toestand, zegt Jaap Haasnoot, regiocoördinator Oostelijk Afrika van de Gereformeerde Zendingsbond (GZB). Zuid-Sudan verkeert al sinds 2013 in een burgeroorlog. Hoop op spoedige vrede is er niet.
De slepende burgeroorlog in Zuid-Sudan heeft naar schatting inmiddels 50.000 mensen het leven gekost, terwijl vier miljoen mensen op de vlucht zijn geslagen: een derde van de totale bevolking.
Nieuws over ongeregeldheden in het jongste land ter wereld halen nog nauwelijks het nieuws, maar dit betekent niet dat het rustig is. Milities en regeringstroepen vlogen elkaar vrijdag in het zuiden van het land nog in de haren, berichtte Radio Miraya vrijdag. Het station staat onder beheer van de VN-missie in Zuid-Sudan en is één van de weinige niet door de regering gedomineerde nieuwsbronnen in het land.
Haasnoot streek in 2010 neer in Zuid-Sudan om er docent theologie te worden aan het seminarie van Kajo-Keji, in het uiterste zuiden van het land. De onlusten tussen Dinka en Nuer die in 2013 uitbraken gingen aanvankelijk aan de regio voorbij. Er wonen in Kajo-Keji Bari en die hielden zich lange tijd politiek op de vlakte.
Dat veranderde in 2015, toen onvrede over de oppermachtige Dinka ook de Bari begon te beroeren. Er ontstonden rebellengroepjes, die een keiharde reactie opriepen van het regeringsleger. In de strijd die volgde, sloegen duizenden mensen op de vlucht, de grens over naar Uganda.
De plaatsen waar het regeringsleger nu de scepter zwaait, zijn spookdorpen geworden. Het betekent dat ook het kerkelijke leven, inclusief het seminarie, zich grotendeels naar de vluchtelingenkampen in Uganda heeft verplaatst. Haasnoots nieuwe werkterrein zijn daardoor gehorige leslokalen, die enkel door dunne tripexwandjes van elkaar zijn gescheiden. „Ik kan ook de les van mijn collega in de ruimte ernaast volgen”, zegt Haasnoot met een lach.
Profetisch
Op zondag gaat Haasnoot weleens voor in kerkdiensten in de kampen. De diensten worden door de nog altijd groeiende vluchtelingenpopulatie goed bezocht. Het is voor velen een welkome afwisseling in een eentonig bestaan. Het leven in de kampen is volgens Haasnoot niet gemakkelijk. Nieuwe vluchtelingen krijgen een stuk zeil om een hutje mee af te dekken en een stukje grond. De voorzieningen zijn verder minimaal. Recent beperkte het Wereldvoedselprogramma van de VN het maandelijkse voedselrantsoen per gezin bovendien van twaalf tot zes kilo.
„Het is om hopeloos van te worden”, zegt Haasnoot. Moed put hij echter uit het onderwijs op het seminarie. „Dat is iets positiefs: we investeren in de kerkleiders van de toekomst. Op het seminarie studeren bovendien studenten van verschillende etnische achtergrond met elkaar en dat gaat heel goed.” Haasnoot probeert met hen ook vanuit de Bijbel te spreken over etnische diversiteit. „Dat gaat niet altijd soepel, maar het samen studeren en wonen is op zich al iets van het Koninkrijk.”
Hoopvol vindt Haasnoot ook de „profetische rol” die de kerken in het algemeen proberen te spelen in Zuid-Sudan. Dat gebeurt allereerst op lokaal niveau. Van nabij maakt hij mee hoe de anglicaanse bisschop van Kajo-Keji in de kampen een boodschap van verzoening en heling preekt.
De geestelijke is het grootste deel van zijn kudde naar Uganda gevolgd, maar gaat ook nog geregeld terug naar Zuid-Sudan om voor zijn achtergebleven schapen te zorgen. Die bevinden zich vooral in gebieden bevinden die de oppositie controleert. „Er is geen hulporganisatie die zich daar waagt, maar de kerk geeft er humanitaire hulp”, zegt Haasnoot. Daarnaast zit de bisschop regelmatig om tafel met commandanten van het regeringsleger.
Ballingschap
Op landelijk niveau laat de Raad van Kerken geregeld kritisch van zich horen. Daarnaast spreekt vooral de Rooms-Katholieke Kerk, waartoe president Salva Kiir behoort, zich vaak scherp uit.
Illustratief is de weigering van de rooms-katholieke bisschop van Juba in maart om aan een door Kiir uitgeschreven landelijke gebedsdag deel te nemen. De bisschop zei dat hij iedere dag voor Zuid-Sudan bad, maar bestempelde de dag als „spotternij.” „Tenzij ze me er als een lichaam heen slepen, zal ik er niet bij zijn. Het is een politieke samenkomst”, zei hij. Kerkleiders uit andere denominaties die wel deelnamen, spraken zich tijdens de gebedsdag zeer kritisch over het regime uit.
Een boodschap van verzoening klinkt met name vanuit de kerkelijke top, signaleert Haasnoot. Op het grondvlak zijn het vooral de oudtestamentische verhalen die voor aansluiting zorgen. „Die lezen Zuid-Sudanezen heel letterlijk, als hun eigen verhaal. Israëls ballingschap is Zuid-Sudans ballingschap. De straf van God over Israël treft Zuid-Sudan.” Op dezelfde manier lazen de Zuid-Sudanezen de Bijbel toen ze zich in 2011 losmaakten van het regime in Khartoem. Voorgangers preekten vurig over Israëls bevrijding uit Egypte en pasten die één op één toe op hun eigen situatie.
Haasnoot probeert de Zuid-Sudanezen ervan te overtuigen dat God hen sindsdien niet vergeten is. „Ik snap het sentiment, maar ik weiger het te geloven. Ik preek daarom bijvoorbeeld over Hagar, die zich in de woestijn door God verlaten voelt. Totdat er een engel bij haar komt en ze uitroept: „U bent de God die me ziet.” Het is cruciaal dat mensen in Zuid-Sudan dat blijven beseffen.”