Dagelijks schakelen tussen 1917 en 2017
Achter de toegangspoort van het Nederlands Openluchtmuseum belandt de bezoeker in een andere wereld. In historische panden geven medewerkers een indruk van het leven van weleer. „Je hoeft geen aanleg voor toneelspelen te hebben om hier te kunnen werken, maar het maakt je baan wel leuker.”
Voor de boerderij van Varik wentelt een varken zich in de modder. Op het weitje ernaast liggen een paar schapen te herkauwen. Een groepje tieners vraagt zich af wat voor gewas er onder de huif van de hoeve te drogen hangt. Een stuk van de deel is afgezet, vanwege een reparatie van de lemen vloer. In de woonkeuken staat bouillon te trekken, op een houtkachel. De pittige geur van de schenkel doortrekt de hele hoeve.
Boerin Judy Hammond (50) is in de moestuin bezig. Met een mandje aan de arm snijdt ze de kruiden af die ze aan de bouillon wil toevoegen. De oud-receptioniste wilde op latere leeftijd onderwijzeres worden en ging daarom naar de pabo. Omdat ze met haar diploma geen baan vond, zocht ze een andere plek waar ze kennis kan overdragen. Dat werd het Openluchtmuseum in Arnhem, waar ze intussen ruim vijf jaar werkt.
De historische gebouwen op het terrein worden bevolkt door zo’n 40 vaste krachten en 130 vrijwilligers. Ze lopen er rond in nostalgische kleding, verrichten allerhande werkzaamheden en beantwoorden de vragen van bezoekers. Judy Hammond werd tewerkgesteld als gastvrouw in de Delftse molen. Halverwege het seizoen maakte ze de overstap naar de papiermolen. „Tweeënhalf jaar ben ik papiermaker geweest. Bé Bisschop, de meester-papiermaker, heeft me het vak geleerd.”
Nu werkt ze afwisselend in de touwslagerij van Staphorst, de wasserij uit Overveen, het vissershuisje van Marken en de boerderij van Varik. „Ik heb een voorkeur voor locaties waar ik niet uitsluitend informatie hoef te geven.” Op de boerderij van Varik verzorgt ze het vee en houdt ze de moestuin bij. In het vissershuis van Marken zit ze aan de tafel voor het raam te plankweven. „Dat heb ik van een collega geleerd.”
Handboek presenteren
Het plattelandsleven was haar niet vreemd. „Ik ben opgegroeid bij mijn grootouders in Brummen. Die waren van voor de Eerste Wereldoorlog. Veel klasgenootjes woonden op boerderijen buiten het dorp. Daar kwam ik regelmatig. Bovendien ben ik vanaf mijn zesde jaar betrokken bij de scouting. De activiteiten daar hebben raakvlakken met het werk dat ik hier doe.”
De meeste objecten in het Openluchtmuseum geven de sfeer uit het begin van de 20e eeuw weer. Van de werkers wordt verwacht dat ze daar rekening mee houden. „Niet dat we hier de hele dag een rollenspel opvoeren, zoals de collega’s van het Zuiderzeemuseum, maar je kunt wel wat spelen met het publiek. Een bejaarde vrijwilliger zit een paar dagen per week voor deze boerderij zijn zeis te haren. Als ik de koffie klaar heb, roep ik over de deel: „Pa, koffie!” Sommige kinderen denken dat ik hier echt woon. En dat ik 120 jaar oud ben. Je hoeft geen aanleg voor toneelspelen te hebben om hier te kunnen werken, maar het maakt je baan wel leuker.”
Bij het werk in de tuin wordt ze ondersteund door de tuindienst. „Op een drukke dag sta ik continu te koken, eten uit te delen en te praten. In de wasserij moeten we om de paar dagen alle tobben en vloeren schrobben. Vanwege het gemoedelijke had ik wel in die tijd willen leven, maar lichamelijk was het bestaan voor de meeste mannen en vrouwen toen zwaar. Dat ben ik door dit werk nog meer gaan beseffen.” Het door het Openluchtmuseum opgestelde ”Handboek presenteren” biedt relevante historische informatie. „Wat we doen, moet kloppen. Het lijkt mij leuk om op Varik tomatensoep te maken, maar rond 1910 groeiden tomaten nog niet in de tuin. De vraag is nu of een relatief welvarende boer zich het kopen van dure tomaten uit een kas kon veroorloven.”
Molenaar
Mark Dwarswaard (46) trad drie jaar geleden in dienst van het Openluchtmuseum, na een gevarieerde loopbaan in de bouw. In zijn vrije tijd is de hts’er al meer dan twintig jaar actief als molenaar. Het faillissement van het bouwbedrijf waar hij werkte noopte hem naar ander werk uit te zien. „In die periode was er in het Openluchtmuseum een vacature voor molenaar. Daar heb ik op gereageerd, met positief resultaat.” Hij werd verantwoordelijk voor alle molens in het museum, met uitzondering van de rosmolen en de papiermolen. „Die vallen onder een andere locatie, zoals dat hier heet.”
Tegenwoordig werkt hij voornamelijk in de papiermolen. Net als Judy Hammond werd hij opgeleid door collega Bé. „Ik heb ook veel geleerd uit het boekje ”De Veluwse papiermolen” van C. Th. Kokke. Die heeft het hele productieproces beschreven. De molen laten draaien kon ik al, maar het papier scheppen is een vak apart.”
Vanwege zijn technische kennis en kunde is Dwarswaard ook betrokken bij de advisering over het onderhoud van de molens. „De nokken op de as van de papiermolen, zogenaamde fuizels, vervang ik zo nodig zelf.” Met zeven andere ambachtslieden binnen het museum vormt hij de ”denktank ambachten”. „Om alle kennis die hier is gebundeld op een goede manier te behouden. Dat is een van onze taken.”
Sfeerkleding
Het kost de door de wol geverfde molenaar weinig moeite om achter de toegangspoort van het Openluchtmuseum een eeuw terug te gaan in de tijd. „Ook de molens waar ik als vrijwilliger werkte, zijn historische objecten.” De kleding die hij draagt –blauwe boezeroen, manchester hesje en grijze pet– typeert hij als „sfeerkleding.” „Die geeft een indruk van wat een ambachtsman destijds aanhad.”
Hij voelt zichzelf geen moment een toneelspeler. „Ik maak papier zoals dat een eeuw geleden gebeurde en beantwoord de vragen van het publiek. Als ze iets willen weten over de huidige papierproductie, hoor je mij niet zeggen dat ik geen idee heb waarover ze praten omdat ik in 1900 leef. Ik weet me in beide eeuwen thuis.”
Ook Judy Hammond schakelt soepel om van 1917 naar 2017 en omgekeerd. „Wel denk ik soms als ik thuiskom: Heerlijk, deze rust. Zeker als ik 4000, 5000 bezoekers over de vloer heb gehad. Aan de andere kant maakt juist het contact met het publiek dit werk zo boeiend. Je ziet alles langskomen: van een gewoon gezin tot een academicus die alles beter weet en van volk uit deze streek tot Japanners die denken dat ze na twee uur Openluchtmuseum Nederland kennen.”
Werelderfgoed
Hoewel ze elke dag met plezier naar haar werk gaat, denkt de inwoonster van Duiven met heimwee terug aan de papiermolen. „Dat blijft mijn favoriete locatie. Hij staat op de mooiste plek van het museum en je maakt er een prachtig product. Maar ja, er zijn meer collega’s die dat vinden.”
Mark Dwarswaard hoopt voor zijn vertrek bij het Openluchtmuseum een nieuwe generatie papierscheppers te hebben opgeleid. Om daarmee invulling te geven aan een oude doelstelling van de Nederlandse Vereniging van Papierfabrikanten. „Op aandringen van die vereniging is de papiermolen uit Loenen in 1933 hiernaartoe gebracht. Het ambacht van papier scheppen moet in stand worden gehouden.”
Door het aantrekken van de bouw kreeg de hts’er in het achterliggende jaar mooie aanbiedingen, maar hij liet zich niet verleiden. „Ik heb hier prachtig werk en kan mijn verhaal aan jong en oud kwijt. Kleine kinderen hebben het gevoel dat ik sta te toveren. Ik roer wat in een bak met water en pulp en er komt een mooi blad papier uit. Dat ervaar ik niet als werk, het is mijn hobby. Sterker nog: mijn passie!”
Met spanning ziet hij uit naar de beslissing van Unesco op het verzoek uit verschillende geledingen van de molenaarswereld om het vak van molenaar tot werelderfgoed te verklaren. „Dat zou dan het eerste Nederlandse immateriële erfgoed op de wereldlijst zijn. Dan ben je toch met iets zinnigs bezig, dacht ik zo.”
Het leukste museum van Nederland
Met ruim 550.000 bezoekers per jaar is het Openluchtmuseum het best bezochte museum van Nederland buiten Amsterdam. Het cultuurhistorisch museum in Arnhem dankt zijn bestaan aan historicus Frederic Adolph Hoefer. Net als Scandinavië moest Nederland volgens Hoefer een museum krijgen waar verdwijnende ambachten en tradities werden geconserveerd in een bijbehorende ambiance.
In 1912 werd de Vereniging voor Volkskunde Het Nederlands Openluchtmuseum opgericht. Zes jaar later ontving het gerealiseerde museum de eerste bezoekers. Ze vonden er zes historische gebouwen die steen voor steen waren afgebroken en in Arnhem weer opgebouwd. De jaren erna werd object na object toegevoegd.
De Tweede Wereldoorlog was ook voor het Openluchtmuseum een enerverende periode. Aan het begin van de oorlog werd het getroffen door brandbommen. Een van de woningen van de Zaanse buurt ging in vlammen op, de drie belendende woningen werden zwaar beschadigd. Tijdens en na de Slag om Arnhem bood het museum onderdak aan honderden evacuees. Er werden zelfs kinderen geboren.
In 1987 belandde het populaire museum opnieuw in zwaar weer. Elco Brinkman, destijds minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, overwoog de subsidiëring te beëindigen. Na felle protesten vanuit de bevolking verdween het plan in de prullenbak. Wel werd het museum in 1991 een zelfstandige organisatie. De gebouwen en voorwerpen bleven eigendom van het Rijk. De jaren erna ging de uitbouw door. Zo kwam er een antieke tramlijn voor bezoekers die minder goed ter been zijn.
De bouw van een Nationaal Historisch Museum tegenover het Openluchtmuseum ging niet door. Wel is sinds december in het entreegebouw de in opdracht van de regering ontwikkelde Canon van Nederland te zien. De multimediale en interactieve expositie voert de bezoeker aan de hand van vijftig vensters door de geschiedenis van Nederland. Vijftien van de vijftig onderwerpen worden belicht in historische gebouwen op het terrein. Zo biedt het hervormde kerkje van ’s-Heerenhoek een beeld van het ontstaan en de betekenis van de Statenbijbel.
Dankzij de Canon van Nederland hoopt het Openluchtmuseum het aantal bezoekers te zien stijgen naar 700.000 per jaar. In 2016 werd het al verkozen tot het leukste museum van Nederland.