Buitenland

Britten stelden na Balfour beperkingen aan immigratie

Op 2 november 1917 gaf de Britse minister van Buitenlandse Zaken Arthur James Balfour een verklaring aan de zionistische leider Chaim Weizmann en diens vriend baron Walter Rothschild. „Zijne Majesteits regering staat welwillend tegenover de vestiging in Palestina van een nationaal tehuis voor het Joodse volk”, schreef Balfour. Hij voegde eraan toe dat de Britse regering haar beste krachten zou aanwenden om de verwezenlijking van dit doel te bevorderen. Het document was vaag. Chaim Weizmann was zelfs teleurgesteld. Het sprak namelijk niet over een Joodse staat.

28 October 2017 16:02Gewijzigd op 16 November 2020 11:48
Arthur James Balfour (l.).  beeld Bundesarchiv
Arthur James Balfour (l.).  beeld Bundesarchiv

Toch zien velen er een belangrijke doorbraak in. Voor het eerst sprak een Europese mogendheid zich uit voor de vestiging van een Joods nationaal huis voor het Joodse volk.

Maar het was niet zozeer aan Groot-Brittannië te danken dat dit Joodse tehuis inderdaad een feit werd. Britse diplomaten vonden het verstandiger om met de Arabieren samen te werken. Groot-Brittannië nam geen serieuze stappen om de Balfourverklaring uit te voeren. Integendeel. De Britten, die het mandaat voerden over Palestina, stelden zelfs beperkingen aan de immigratie.

De beruchtste is de White Paper van 1939. Groot-Brittannië stelde voor de komende vijf jaar een quotum in van 10.000 immigranten per jaar. Eventueel zouden er later nog in totaal 25.000 Joodse vluchtelingen mogen komen. Groot-Brittannië sloot de deur toen de Joden uit Europa het hardst een schuilplaats nodig hadden.

Dát er een Joodse staat kon worden gesticht in Palestina, is vooral te danken aan de Joden zelf en de internationale gemeenschap. De Algemene Vergadering van de VN nam op 29 november 1947 resolutie 181 aan, die voorzag in de oprichting van een Joodse én een Arabische staat in het Britse mandaatgebied Palestina. Van groot belang was dat de VS en de Sovjet-Unie het plan steunden. Groot-Brittannië onthield zich van stemming. Joden richtten de staat op, de Arabieren deden dat niet. Zij waren het oneens met de hele gang van zaken.

Ook vandaag nog spreken Palestijnse leiders zich uit tegen de Balfourverklaring. „Het is tijd voor de Britse regering om verontschuldigingen aan te bieden voor het onrecht dat ze het Palestijnse volk toebracht”, zei dr. Hanan Ashrawi, lid van het uitvoerend comité van de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO). Groot-Brittannië moet volgens haar beginnen met de erkenning van de staat Palestina naast Israël.

De Palestijnse president Mahmud Abbas zei in september dat Groot-Brittannië een „ernstig onrecht” beging door de Joden een nationaal tehuis in Palestina te beloven. Daar woonde het Palestijnse volk. Het land had geen mandaatgebied van een grootmacht mogen worden.

Abbas ging voorbij aan het feit dat Palestina vóór het Britse mandaat deel was van het Ottomaanse rijk. Dat gold ook voor andere, huidige Arabische landen. Ook zei hij niet dat er in de afgelopen 2000 jaar steeds Joden hebben gewoond in Palestina.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer