Gefascineerd door ‘ongedierte’
Niels-Jan Dek struint gewapend met een vlindernet langs de paden in het Renkums Beekdal. Hij is op jacht naar wat velen als ongedierte ervaren: vliegen en muggen. Al snel heeft hij zijn eerste vangst bij elkaar.
Het regent een beetje in het beekdal tussen Renkum en Wageningen. Het bos helt langzaam af richting een open landschap. Onder vliegenvangers staat dit gebied bekend als soortenrijk vanwege de afwisseling van bos en open landschap, de vele waterlopen en het grote aantal plantensoorten.
Sommige vliegen en muggen trekken zich weinig van de regen aan, maar de meeste houden zich stil. Dat heeft één voordeel: ze zijn makkelijk te vangen. Op een paddenstoel zit een klein vliegje dat Dek beter wil bekijken. Hij zet een zogeheten zuigbuis aan zijn mond en zuigt de vlieg zo door een doorzichtig slangetje in een potje.
Nu kan Dek de precieze kenmerken van de gevangen vlieg goed zien: kleur, vleugeladering: „Ik heb hier een Suelia en een Opomisa. Voor Sueliasoorten heb je de microscoop nodig, maar de twee Opomisasoorten kun je als je goed kijkt uit elkaar houden vanwege de lichtgrijze bestuiving op het achterlijf.”
Dek gebruikt altijd de wetenschappelijke namen van de insecten die hij vangt. „Veel soorten hebben niet eens een Nederlandse naam. Al wordt er de laatste tijd aan gewerkt meer soorten van een Nederlandse naam te voorzien.”
Kronkelspoor
Dan wijst de 25-jarige Zeeuw op een boeiend verschijnsel. Het blad van een springzaadplant vertoont een licht kronkelspoor. „Een mineergang, gemaakt door de larve van een mineervliegje. En hier op deze hulst de kenmerkende mineergang van de hulstvlieg.”
Plantenkennis is voor vliegenvangers niet onbelangrijk. „Van de volwassen vliegjes weten we bijna niets. Met boorvliegen, die ook mineren, is dat anders. Die zijn kleurrijk en vallen daardoor op.”
Maar het opvallendst zijn de zweefvliegen. Dek: „Van de ongeveer honderd mensen in Nederland die met tweevleugeligen werken kijkt de helft bijna alleen maar naar zweefvliegen.”
Nieuwsgierig
Een vlonderpad voert dwars door het lage deel van het beekdal, waar de Renkumse Beek zo breed uitwaaiert dat hij nauwelijks als beek te herkennen is. Te midden van de bijzondere flora speurt Dek voort, tot een paar wandelaars nieuwsgierig vragen of hij vlinders zoekt. Terwijl hij uitlegt dat het hem om vliegen te doen is, ziet hij een zweefvlieg voorbijzweven, een kleine zwarte met zilvergrijze banden.
Als de mensen weer doorlopen vindt hij een bloemvlieg, een mestvlieg en een strontvlieg in de vegetatie. Dek wijst aan wat mannetjes en wat vrouwtjes zijn. „Bij 95 procent van de vliegensoorten raken de ogen van de mannetjes elkaar terwijl ze bij vrouwtjes iets uit elkaar zitten.”
Kiezen
Het vlonderpad maakt weer plaats voor een bospad dat tegen de westelijke helling op kronkelt en Dek vertelt verder: „Ik ben een van de weinige kenners van tweevleugelige insecten die zich niet hebben gespecialiseerd in één of enkele families. Ik kan niet goed kiezen. Al is de familie van de steltmuggen misschien wel mijn favoriet.”
En jawel, daar, op een natte plant langs het bospad, vindt hij een steltmug, een soort miniatuurlangpootmug. „Dit is een Dicanomya; voor de soortnaam heb je een microscoop nodig. Maar veel soorten kun je met het blote oog onderscheiden. Dat is leuk aan steltmuggen, dan ben je in verhouding meer buiten.”
Maar ook de priegelige details die je met het blote oog niet kunt zien boeien Dek, die doordeweeks tomaten teelt en ’s zondags kerkt in de gereformeerde gemeente van Yerseke. „Iedere haar, iedere stekel staat op z’n plek. Over alles in de schepping is nagedacht.”
Weinig muggen in Zeeland
Een steekmug zoemt voorbij; Dek slaagt er niet in hem te vangen en doodmaken doet hij niet, alleen voor determinatie. „In Zeeland hebben we weinig muggen, vanwege het zoute of brakke water. Maar daar zijn weer andere soorten. Zo leeft er op de schorren de kweldergifoogdaas, die alleen buitendijks voorkomt. Veel kustvliegen zijn platter dan binnenlandse soorten, een aanpassing aan de vaak harde wind.”
Ook zijn vliegen belangrijk als kwaliteitsindicator voor de natuur. „Waterschappen nemen monsters van de waterbodem om aan de hand van de voorkomende dansmuggenlarven de waterkwaliteit vast te stellen.”
Er zijn zelfs vliegensoorten die alleen zijn aangetroffen in de rook van kampvuurtjes in het bos. Deze wereld verbergt nog talloze geheimen.
>>rd.nl/topwaarnemers voor eerdere afleveringen.
serie Topwaarnemers
Op waarneming.nl is precies te zien wie er per soortgroep de meeste soorten heeft gezien in Nederland. In deze serie gaat Kees van Reenen met zes topwaarnemers op pad. Vandaag deel 3: Niels-Jan Dek over vliegen en muggen.
Een jonge vliegen- en muggendeskundige
Slechts weinig jonge mensen bijten zich vast in de moeilijke soortgroepen die op waarneming.nl te vinden zijn. Daarom geeft Niels-Jan Dek er graag meer bekendheid aan. „Ik ben ooit begonnen met vogels”, vertelt de 25-jarige specialist in de orde der tweevleugeligen.
„Toen ik daar geen uitdaging meer in zag ben ik me zes jaar geleden gaan toeleggen op Diptera, tweevleugeligen. Dat zijn vliegen en muggen; de grens daartussen is soms onduidelijk. Eerst stel je vast bij welke familie een exemplaar hoort, dan zoek je verder. Ik heb nog even kevers geprobeerd, maar die zijn lastig te prepareren voor microscopische determinatie.”
Ook voor vliegen en muggen heeft Dek vaak de microscoop nodig. „Soms ben je wel een halfuur met één vliegje bezig. Eerst met een dun pincetje het genitaal (mannelijke voortplantingsorgaan) lospeuteren, dat een poosje weken in alcohol en dan onder de microscoop bestuderen.”
Bovendien bestaat er niet één omvattende vliegen- en muggengids, maar heb je bijna een boekenschap vol losse werken nodig, en dan nog kom je er soms niet uit. Maar het loont de moeite, want inmiddels heeft Dek 1407 van de misschien 5500 in ons land voorkomende tweevleugeligen gevangen (ruim 100 meer dan de nummer 2 in de toplijst op waarneming.nl). Daarvan zijn wel zo’n twintig vondsten nieuw voor Nederland. De leukste vangsten bewaart hij.