Gerhard Hormann over onderwijs
In onderwijsland heeft het idee postgevat dat feitenkennis achterhaald is, nu bijna alles in een paar tellen kan worden opgezocht op internet.

Dat idee wordt niet alleen gehuldigd door commissies die hun licht laten schijnen over de toekomst van het onderwijs, maar vindt ook daarbuiten brede steun. Zo schreef zakenvrouw Annemarie van Gaal onlangs dat jaartallen nergens toe dienen omdat je ”alles kunt opzoeken op internet.”
Het is altijd gevaarlijk als zulke zinnetjes een eigen leven gaan leiden, want zo wordt het vanzelf een mantra. Op dezelfde manier kregen we dertig jaar lang te horen dat je niet moest aflossen op je hypotheek omdat je ”maximaal moest profiteren” van de hypotheekrenteaftrek.
De overtuiging dat je niets meer uit je hoofd hoeft te leren omdat je alles met een druk op de knop kunt vinden, roept bij mij niet alleen verbazing op maar ook ergernis. Zo kan ik me niet herinneren dat mijn vader, die van beroep godsdienstleraar was, opeens heel anders les ging geven nadat hij zichzelf de Encyclopedia Brittanica cadeau had gedaan. Daarin kon je ook al van alles opzoeken, dus het enige verschil tussen toen en nu is dat al die informatie veel sneller beschikbaar is.
Zelf houd ik mijn kinderen altijd voor dat je nooit te veel kunt weten. Niet alleen omdat je pas verbanden kunt leggen wanneer je een zekere mate van basiskennis bezit, maar ook omdat het goed is voor je zelfvertrouwen. Zo kom ik in het dagelijks leven zelden een woord tegen waarvan ik de betekenis niet ken en moet ik meer dan duizend kilometer zuidwaarts rijden voor ik in een land kom waar ik mezelf niet langer verstaanbaar kan maken.
Maar zelfs in Italië wordt mijn gelijk bewezen, hoewel ik niet één dag onderwijs heb genoten in die taal. Dankzij de saaie lessen Latijn op de middelbare school en mijn kennis van de Franse taal, kan ik menukaarten moeiteloos ontcijferen en slaag ik er zelfs in om simpele krantenberichten te lezen. Zo worden ook Spaans en Portugees vanzelf toegankelijker naarmate je meer talen spreekt.
Beroepsmatig had dit zo zijn voordelen, want ik kon Duitse en Franse schrijvers interviewen zonder terug te hoeven vallen op het Engels of gebruik te hoeven maken van een tolk. Op reportage in Frankrijk ontdekte ik ook keer op keer dat je veel meer te weten komt, en veel toeschietelijker wordt behandeld, wanneer je de taal van het land spreekt. Dat voordeel valt weg zodra je moet terugvallen op vertaalcomputers, hoe-en-wat-boekjes of gebrekkige antwoorden in beroerd Engels.
In het onderwijs zou de nadruk dus veel meer moeten liggen op het aanwakkeren van nieuwsgierigheid, het stimuleren van leeshonger en het overbrengen van juist zoveel mogelijk kennis. Dat staat haaks op de huidige trend en klinkt waarschijnlijk hopeloos ouderwets, maar ik zou zelfs nog een stapje verder willen gaan door ervoor te pleiten het aantal vakken uit te breiden en het curriculum te verbreden.
Want waarom zou je ook op Havo- en VWO-niveau geen plaats inruimen voor technische vakken, zodat leerlingen in elk geval een aantal basisvaardigheden opdoen als het gaat om simpele reparaties in en om huis en het aanbrengen van bouwkundige verbeteringen? Niet alleen is dat óók goed voor je zelfvertrouwen, het leidt op volwassen leeftijd tot nuttige besparingen wanneer je niet voor elk wissewasje een gediplomeerd vakman hoeft in te schakelen.
De auteur is schrijver en publicist. Reageren? hormann@refdag.nl