Buitenland

Vrede wenkt voor verscheurd Angola

De dood van rebellenleider Jonas Savimbi heeft de politieke situatie in het door oorlog verscheurde Angola volledig veranderd. De kansen op duurzame vrede lijken groter dan ooit. Het overlijden van de Unita-voorman heeft de overheid echter ook van een belangrijk excuus beroofd voor het feit dat een van de potentieel rijkste landen van Afrika in zo’n diepe armoede leeft.

Mr. Richard Donk
28 February 2002 12:27Gewijzigd op 13 November 2020 23:26

Als je de afgelopen jaren strijders van de rebellenbeweging Unita vroeg waar de burgeroorlog in Angola nu eigenlijk om draaide, kreeg je steevast als antwoord: „Vraag maar aan Savimbi.” Veel opstandelingen weten niet eens meer waarvoor ze vechten en waarom ze al jarenlang aan de verschrikkingen van de Angolese jungle zijn blootgesteld.

Jonas Savimbi hield zijn manschappen echter met ijzeren vuist bij elkaar - veelal door het schrikbewind dat een harde kern van getrouwen tegen ondergeschikten voerde. Wat in de jaren ’60 was begonnen als een efficiënte en gedisciplineerde guerrillabeweging, is de laatste jaren in een ordeloze bende ontaard die zichzelf krampachtig in stand probeert te houden door indoctrinatie, rooftochten en interne terreur.

Door de toenemende desillusie van Unita-leden zijn het afgelopen decennium honderden strijders gedeserteerd. Veel voormalige kopstukken van de rebellengroep leven nu ongestoord in de door de voormalige marxistische opstandelingenbeweging MPLA gecontroleerde hoofdstad Luanda.

Afgelopen vrijdag schoten regeringstroepen Jonas Savimbi in het oosten van Angola dood. Het overlijden van Savimbi doet ook het laatste restje motivatie van Unita snel slinken. Hoewel een aantal opstandelingen waarschijnlijk zal doorvechten en de militaire kracht van de beweging nog steeds een factor van betekenis vormt, lijkt met het wegvallen van het Unita-symbool het einde van de strijd in zicht te komen. Bovendien zonden de rebellen de afgelopen tijd regelmatig signalen uit dat ze bereid waren over een vreedzame oplossing van het conflict te onderhandelen.

Die oplossing zal ongetwijfeld de meeste ruimte bieden aan wensen van de regering - een vooruitzicht dat niet alle Angolezen even gelukkig stemt. Velen hadden gehoopt dat een vredesplan ook instrumenten ter bevordering van de democratie zou omvatten. Kerken, maatschappelijke organisaties en traditionele leiders hebben er onlangs bij de autoriteiten in Luanda nog eens op aangedrongen alle groepen in de Angolese samenleving evenredig inspraak te geven, zodat de toekomst van het land niet alleen door twee strijdende partijen wordt bepaald.

De dood van aartsvijand Savimbi mag dan voor het Angolese bewind een belangrijke overwinning zijn, de regering verliest hiermee ook een van haar belangrijkste excuses voor het feit dat het Zuid-Afrikaanse land, ondanks zijn enorme natuurlijke rijkdommen, een van de laagste levensstandaarden ter wereld heeft.

Vorige maand waarschuwden de Verenigde Naties dat met name Centraal-Angola een ernstige humanitaire crisis te wachten staat als de regering en de internationale gemeenschap niet snel ingrijpen. Maandelijks ontvluchten duizenden mensen hun huizen en landbouwgronden om in de steden aan voedsel te komen. Alleen al in de eerste twee weken van dit jaar registreerden hulpverleners 10.000 nieuwe ontheemden in de provincie Bié, wat het totaalaantal ondervoede vluchtelingen in dat gebied op meer dan 180.000 brengt.

Zonder het alibi van een oorlogsbudget zal de druk uit binnen- en buitenland op de regering toenemen om ten minste een deel van de inkomsten aan de bevolking ten goede te laten komen.

De gemiddelde Angolees heeft geen enkel voordeel van de lucratieve bodemschatten die het land rijk is. In het voornamelijk door rebellen beheerste noordoosten van Angola bevindt zich een van de grootste diamantvoorraden ter wereld. Unita verdiende de afgelopen jaren honderden miljoenen met de diamanthandel - geld dat voor een groot deel aan wapens werd besteed.

De oorlogsinspanningen van de overheid worden voornamelijk uit olieopbrengsten gefinancierd. Door recente olievondsten zal de Angolese productie vermoedelijk binnen enkele jaren oplopen tot 2 miljoen vaten per dag - een dodelijke garantie voor een constante aanvoer van nieuw wapentuig en dus voor de voortzetting van het conflict.

Met het overlijden van Savimbi en een mogelijk einde aan de gewapende strijd, kan de regering het uitstellen van algemene verkiezingen ook niet langer rechtvaardigen. De Angolezen gingen in 1992 voor het laatst naar de stembus. De overheid heeft steeds gezegd dat ze pas verkiezingen wil uitschrijven als de situatie in het land een vrij verkeer van personen en goederen mogelijk maakt. Dit mag dan op zichzelf een redelijke eis zijn - het is vooral aan de autoriteiten om die voorwaarde te vervullen.

Hoewel de kansen op vrede groter dan ooit lijken, heeft Angola nog een lange weg te gaan. Zelfs als Unita de gewapende strijd geheel zou opgeven, biedt dat nog geen garantie voor stabiliteit in het land.

Armoede en wapens zijn zo wijdverspreid en de controle van de staat is zo zwak dat Angola gemakkelijk naar een staat van anarchie kan afglijden. En dan zijn de Angolezen nog verder van huis.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer