Een beulszwaard, Willems tafelmes en stukken van Hugo’s mantel
Het tafelmes van Willem van Oranje, het beulszwaard waarmee Johan van Oldenbarnevelt werd onthoofd, de stoel van Arminius en de restanten van de tong en een vinger van een van de gebroeders De Witt. Ze zijn binnenkort te zien in Museum Prinsenhof in Delft.
„Beslist geen rariteitenkabinet”, zegt conservator Maurice Wery. „De objecten zeggen iets over de betekenis van helden uit het verleden, maar werpen ook de vraag op wie de nieuwe helden van Nederland zijn.” ”DNA van Nederland” heet de tentoonstelling, die morgen wordt geopend. Wery heeft een vijftigtal objecten geselecteerd. Ze hebben gemeen dat ze afkomstig zijn van bekende persoonlijkheden vanaf de zestiende eeuw; voor het overgrote deel van helden die door minderheden van de bevolking in ere werden gehouden.
Of de stukken authentiek zijn, blijft de vraag. Neem de boekenkist van Hugo de Groot, die zich in Museum Prinsenhof Delft bevindt. Er is ook een exemplaar van de kist in het Rijksmuseum en eveneens een in Slot Loevestein. Geen ervan is vermoedelijk de echte. Dat is ook niet zo belangrijk, meent Wery. Het gaat vooral om de waarde die mensen hechten aan dit relikwie. „In 1644 vroeg Hugo de Groot zich af waar de kist van zijn ontsnapping was gebleven, maar pas 140 jaar later werd een exemplaar door een patriot ontdekt en meteen politiek ingezet.”
De conservator stads- en Oranjegeschiedenis is geboeid door de vraag waarom sommige overblijfselen door groepen Nederlanders werden uitgekozen als het middelpunt van hun politieke en in dit geval patriottische ideeën. „Ze geven een beeld van de verdeeldheid die ook toen Nederland al kenmerkte. Het zijn minidocumenten van een periode.”
Museum Prinsenhof toont het zwaard waarmee Van Oldenbarnevelt werd onthoofd, zijn wandelstokje, de vlecht van stadhouder Willem IV en de in stukken geknipte mantel van Hugo de Groot. En het bootsfluitje en de aanvoerdersstaf van zeeheld Maarten Tromp. Maar ook het laatste verjaardagscadeau van Anne Frank.
Veel van de objecten –Wery wil niet de hele lijst prijsgeven– kwamen in de achttiende eeuw in musea terecht, maar verdwenen later in depots. Niet alles, want de tong en de vinger van een van de gebroeders De Witt vormt nog steeds topstukken in het Haags Historisch Museum, terwijl de kogelgaten in het Prinsenhof –echt of niet– nog altijd belangrijk zijn voor het museum. Maar veel heeft de conservator, die zich gesteund weet door jarenlang voorwerk van de voormalige directeur geschiedenis van het Rijksmuseum Wim Vroom, letterlijk onder het stof vandaan gehaald.
„Herinneringsobject en helden zijn altijd met elkaar verbonden.” Wery beperkt zich grotendeels tot zaken van enkele honderden jaren geleden. „Daar is de gevoelige lading van af. Door de eeuwen heen veranderen echter de betekenis en de waarde die we hechten aan deze herinneringsobjecten.” Er is gekozen voor de titel ”DNA van Nederland” omdat de stukken direct verwijzen naar historische gebeurtenissen en zo de geschiedenis van Nederland weergeven.
Tegelijkertijd wordt in de tentoonstelling een lijn naar het heden getrokken. „De voorwerpen zijn uitgekozen door onze voorouders. Wie zouden we nu als held aanmerken?” Het valt de conservator op dat tot op heden de belangstelling en emoties bij herinneringsobjecten zich vooral richten op omstreden erfgoed zoals overblijfselen van aanslagen, zaken uit de Tweede Wereldoorlog en bijvoorbeeld het pistool van een opzienbarende moord. „Geen positieve gebeurtenissen. Hoe gaat dat straks? Zijn dan bijvoorbeeld de handschoenen waarmee André Kuipers in 2004 de ruimte inging een onderdeel van het DNA van Nederland?”
”DNA van Nederland” is tot 18 februari te zien in Museum Prinsenhof Delft.