Een bank denkt fundamenteel anders dan een ondernemer
Het huwelijk tussen de ondernemer en zijn bank is doorgaans niet al te best. De bank zou conservatief zijn en altijd beren op de weg zien. Maar hoe terecht is die klacht?
Banken begrijpen de slimme ideeën van ondernemers niet, zien geen kansen en stellen onmogelijke voorwaarden stellen. Een veelgehoorde uitspraak luidt: de bank geeft je tijdens mooi weer een paraplu en pakt ’m weer af als het regent. Tijdens de crisis gaven failliete ondernemers de bank vaak de schuld van hun bankroet.
Hoewel banken heus niet altijd voorbeeldig hebben gehandeld, denk ik dat er onder ondernemers een verkeerd beeld bestaat van bankieren. Een bank denkt fundamenteel anders dan een ondernemer. Hij is namelijk de tegenpartij van de ondernemer.
Een ondernemer wil graag een lening, de bank wil die graag terug. Een ondernemer loopt risico en maakt rendement, maar de bank profiteert niet van dit rendement en wil het risico dus ook niet delen.
De volgorde waarin een ondernemer denkt is als volgt: liquiditeit (wat zit er in mijn portemonnee), solvabiliteit (hoeveel vet heb ik op mijn botten) en na een tijdje pas zekerheid. Ondernemers leven van risico’s, ze zijn niet voor niets gaan ondernemen.
Banken gaan allereerst voor zekerheid, dan volgt solvabiliteit en uiteindelijk pas liquiditeit. Een bank wil best uitlenen, maar wil er ook 100 procent zeker van zijn dat het geld terugkomt. Er zijn wel durfinvesteerders die risico willen lopen, maar die willen ook meedelen in de winst of vragen torenhoge rentes. En dat laatste wil de ondernemer vaak niet. Toch krijgt een reguliere bank dan het verwijt dat hij de kansen niet ziet.
Ook is het te kort door de bocht om te stellen dat banken nooit financieren bij een tekort aan liquiditeit. Als dat bij een bedrijf speelt omdat het groeit –wat vaak voorkomt– dan is een bank best tot financiering bereid. Uiteraard moet er zekerheid zijn en moet het bedrijf er financieel goed voor staan.
Banken financieren inderdaad niet als liquiditeitsgebrek het gevolg is van een slecht functioneren van een bedrijf. Ondernemers die zich op zo’n zinkend schip bevinden zie je vaak steeds grotere risico’s nemen om uit de problemen te komen. Ze richten zich bijvoorbeeld opeens op een heel andere branche of ze ontplooien plotseling heel andere activiteiten. Zo ken ik een hypotheekadviseur die tijdens de crisis in afgeschreven vorkheftrucks wilde gaan handelen, omdat er in oud ijzer veel geld te verdienen viel.
Dergelijke ondernemers-in-nood zien steeds grotere kansen, de bank moet alleen even het geld voorschieten. Als een bank dat niet doet –wat ik volstrekt begrijp– volgt het verwijt dat die het juist nu het nodig is laat afweten. Is er in zo’n situatie tevens sprake van een lopende lening, dan vindt de bank dat zijn zekerheden in gevaar komen en zal hij die gaan uitwinnen. Het resultaat is een neerwaartse spiraal. De onderneming gaat nóg sneller failliet en krijgt geen laatste kans meer.
Mijn ervaring is dat het in het voordeel van een ondernemer kan werken als hij het denkpatroon van een bank begrijpt. Wederzijds begrip maakt een financieringstraject succesvoller. Gezamenlijke belangen staan dan centraal en de kans is kleiner dat je de verkeerde argumenten gebruikt. Met wantrouwen schiet niemand iets op. Bestaat de kern van kredietverlening niet juist uit vertrouwen? Krediet komt van credo en dat betekent, jawel, vertrouwen.
De auteur is Master of Financial Planning. Reageren? financieel@refdag.nl