Buitenland

Amicus pleit voor rechten Milosevic

„Het lijkt wel dat u een voorlopige vrijlating van de verdachte bepleit”, zei voorzittend rechter May enigszins verbaasd tegen Branislav Tapuskovic, een van de amici curiae (vrienden van het hof) in het Milosevic-proces.

Buitenlandredactie
28 February 2002 11:10Gewijzigd op 13 November 2020 23:26

De amici -naast de Serviër Tapuskovic de Nederlander Wladimiroff en de Brit Kay- zijn door het Joegoslavië-tribunaal ingehuurd om mede zorg te dragen voor een eerlijk proces, nadat Milosevic had geweigerd een advocaat in de arm te nemen.

Tapuskovic had zich woensdagochtend erg bezorgd getoond over de naleving van het recht van de ex-president om zijn eigen verdediging goed te kunnen voorbereiden. „Misschien kan vrijlating ertoe bijdragen dat er wapengelijkheid is tussen aanklagers en verdediging”, aldus de advocaat uit Belgrado.

Navraag van de rechters leerde dat Tapuskovic geen formeel verzoek om voorlopige vrijlating indiende. Hij wees er wel op dat het tribunaal „de weg moet vinden zodat Milosevic elke dag voorbereid naar de rechtszaal kan komen.” Hij herinnerde eraan dat Milosevic dinsdag had geklaagd dat hij niet eens kon telefoneren. Tapuskovic suggereerde dat Milosevic betere mogelijkheden moest krijgen voor overleg met juridisch adviseurs. De problemen met de telefoon zijn volgens de griffie van het VN-hof inmiddels verholpen.

De ex-president van Joegoslavië hamerde er voor de zoveelste keer op dat zijn rechten volgens het verdrag over burgerlijke en politieke rechten (BuPo-verdrag) worden geschonden. Hij vroeg de rechters nog eens om zijn voorlopige vrijlating: „U weet best wel dat ik niet weg zal lopen van dit oord van ongerechtigheid en geweld.” Eerder al had Milosevic verklaard dat hij zeker geen zelfmoord zal plegen omdat hij het als zijn missie ziet het „valse en illegale tribunaal” te vernietigen.

De aanklagers willen niet alleen aanklager zijn, maar ook jury en rechter, zei de oud-president, die terecht staat op verdenking van oorlogsmisdaden. „Ze willen de hele machinerie in eigen hand houden”, stelde Milosevic. „Misschien is het het beste als we er allemaal mee op houden en hen meteen vonnis laten vellen.”

Milosevic had geen goed woord over voor de getuigenissen van slachtoffers uit Kosovo die het VN-tribunaal de afgelopen zittingsdagen heeft gehoord. „Osama bin Laden zou u evenveel getuigen uit Kosovo kunnen voorschotelen die zeggen dat zij hebben gezien dat Bush granaten en bommen op het Pentagon en het Witte Huis heeft gegooid”, aldus Milosevic.

Als getuige werd woensdag de mensenrechtenactivist Halit Barani opgeroepen, een lid van de Democratische Liga van Kosovo (LDK) van de gematigde etnisch-Albanese leider Ibrahim Rugova. Barani heeft de westerse media in het verleden geregeld informatie verstrekt over de Servische onderdrukking in Kosovo. Die brengen de aanklagers nu in in de rechtszaak om Milosevic veroordeeld te krijgen.

In zijn urenlang verhoor kwam Barani met een lange waslijst van namen van vermoorde Kosovaren, plaatsnamen van gruweldaden en vernielde huizen en dorpen, data en statistieken. Rechter Robinson toonde zich onder de indruk van de massa gegevens en vroeg Barani hoe hij aan al die informatie kwam. Barani antwoordde dat hij het als zijn plicht beschouwde de gegevens te vergaren, persoonlijk of door zijn netwerk.

Voor zijn activiteiten tussen 1989 en 1997 zegt Barani in totaal 76 keer te zijn gearresteerd. Hij zat echter nooit langer dan een etmaal in Servische hechtenis. Barani vertelde hoe de Servische politie Albanezen doodschoot bij demonstraties. Ook vertelde hij hoe een door etnische Albanezen bewoond dorp door honderden Servische agenten werd omsingeld en platgebrand. Bij sommige van de incidenten die Barani opnoemde, waren tientallen Albanezen gedood.

Barani is afkomstig uit de stad Mitrovica, in het noorden van Kosovo, en de meeste informatie die hij vergaarde, komt uit die streek. Volgens hem waren in april 1999, tijdens de NAVO-bombardementen, de Kosovaren uit de omgeving in de stad samengestroomd. Van hen werden 80.000 vervolgens binnen luttele dagen verdreven. Leger en politie escorteerden hen naar de grens met Albanië.

Barani zag zijn eigen naam op een dodenlijst van de Servische politie staan, die later in een overheidsgebouw is teruggevonden. Op de lijst staan 66 namen van vooraanstaande Kosovo-Albanezen die gedood moesten worden. Op het document staan de handtekening en het stempel van kolonel M. Markovic, die „commandant van een speciale eenheid” van de Servische politie zou zijn geweest. De lijst, opgesteld in februari 1999, was gericht aan speciale eenheden. Barani staat als nummer 21 op de lijst. Hij had op de lijst, die gisteren bij het VN-hof in Den Haag is getoond, de namen van mensen aangekruist die wèl waren gedood. De getuigenis van Barani zou vandaag worden voortgezet.

Barani zat geruime tijd in Kosovo ondergedoken voor de Servische troepen. In die tijd probeerde hij het lijden van de Kosovaren in kille cijfers uit te drukken. Hij legde verslag van de moord op 650 etnische Albanezen en de verdrijving van 80.000 Kosovaren. Daarnaast registreerde hij dat 429 Albanese Kosovaren gewond zijn geraakt door kogels, 279 Kosovaren zijn verdwenen en 4.842 Kosovaren gevangen zijn genomen. Alleen al tussen 24 en 27 maart 1999 verjoegen de Serviërs 8.000 etnische Albanezen uit een van de wijken van Pec. „Alles heb ik met eigen ogen gezien”, benadrukte Barani, die voor het hof de namen noemde van een aantal Servische agenten en militairen die hij indertijd kon herkennen.

Een andere getuige die gisteren zijn verhaal deed, was Besnik Sokoli, die in het verleden voor de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) werkte en nu als tolk in dienst is van het VN-hof. De Albanese Kosovaar getuigde over het hardhandige optreden van de Servische politie in zijn woonplaats vlakbij Pec. De 24-jarige Sokoli zei in maart 1999 met vele plaatsgenoten te zijn mishandeld en meegenomen door Servische agenten, toen die zijn dorp binnenvielen. Na terugkomst in zijn woonplaats, in juni van datzelfde jaar, bleek zijn huis geplunderd en afgebrand.

Milosevic probeerde Sokoli te laten bekennen dat hij Pec zou zijn ontvlucht uit angst voor de NAVO-bombardementen, en niet op last van de Servische politie. Sokoli wees die suggestie resoluut van de hand. „Ik verliet Kosovo om geen andere reden dan uit vrees dat me iets zou overkomen door toedoen van de Servische politie en het leger.”

Sokoli zei geen weet te hebben van een aantal incidenten in Pec waarbij etnisch-Albanese rebellen Servische agenten om het leven brachten. Milosevic weigerde dat te geloven. Iedereen weet wat de Albanese ’terroristen’ hebben gedaan, zei hij.

„Deze getuige weet niets”, vervolgde Milosevic. „Ik denk niet dat het nog zin heeft deze getuige verder te ondervragen.” De Joegoslavische oud-president liet niet na de onafhankelijkheid van Sokoli in twijfel te trekken, die immers als stafmedewerker in Kosovo voor het tribunaal werkzaam is.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer