Dat heeft hoogleraar Bestuurskunde Paul Frissen de Arnhemse politiek woensdagavond voorgehouden. Frissen, bestuursvoorzitter van de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur, presenteerde de uitkomst van een onderzoek naar de bestuurscultuur in Arnhem. In de stad zijn in deze collegeperiode vier wethouders afgetreden en verlieten twee partijen het college. Er is nu een minderheidscollege van D66, SP en CDA.

Arnhem heeft een ‘wethouderscollege’, aldus de onderzoekers. De wethouders maken de dienst uit. D66 en SP zijn beide de grootste partij met elk acht zetels en hebben ook nog eens de meest ervaren wethouders in het college. „De twee grootste partijen gunnen het elkaar. Het staat meteen zestien tegen nul”, hoorden de onderzoekers. College en coalitie staan uiterst kritisch tegenover de oppositie. Die houding is soms zelfs „onaanvaardbaar bruuskerend.”

De omgangsvormen zorgen in Arnhem voor fikse problemen. „De fameuze opgestoken middelvinger is het weinig verheffende, maar treffende symbool”, staat in het rapport. Met name één wethouder wordt opvallend vaak genoemd. Arnhemse politici denken dat het om de omstreden Gerrie Elfrink (SP) gaat die al vaak in botsing kwam met de raad.

Frissen adviseert de Arnhemse politiek om de nieuwe burgemeester Ahmed Marcouch een belangrijke rol te geven in het bewaken van de politieke mores. De burgemeester is in Arnhem tot nu toe naar de achtergrond gedwongen door een bijna rigide taakafbakening. Ook moet de politiek minder persoonlijk worden. „Gedrag wordt niet snel vergeten. Oud zeer zit nieuwe samenwerkingen in de weg”, waarschuwt hij.

De gemeenteraad bespreekt het rapport volgende week maandag.