‘Foute bunker’ van Seyss-Inquart opgegraven
Hoe leefde een van Nederlands bekendste nazi’s in tijden van gevaar in zijn bunker? In Apeldoorn worden de eerste stappen genomen om de schuilplaats van Arthur Seyss-Inquart te restaureren en weer toegankelijk te maken.
Seyss-Inquart was tijdens de Tweede Wereldoorlog Rijkscommissaris van Nederland en had zijn hoofdkwartier in een Apeldoornse villa. In 1942 besloten de Duitsers dat het hele regeringsapparaat naar het oosten van het land moest verhuizen. Een aantal departementen ging naar Apeldoorn. „In 1943 had de verhuizing plaats, omdat men toen bang was voor een geallieerde aanval op de kust. Den Haag zou dan in de vuurlinie van het gevecht komen te liggen”, vertelt historica Machlien Vlasblom. Zij doet in opdracht van de stichting WO2GLD onderzoek naar beladen erfgoed in Gelderland. „Seyss-Inquart vertrok zelf na Dolle Dinsdag, 5 september 1944, naar Apeldoorn.”
De Oostenrijkse nazi Seyss-Inquart vestigde zich in een door de Duitsers gevorderde villa aan de Loolaan. Daar liet hij in 1943 in de voortuin een bunker bouwen om bij een luchtalarm met zijn staf te kunnen schuilen. De bunker bevatte een werkkamer, toilet, badkamer, slaapkamer en telefooncentrale voor het contact met Adolf Hitler.
De witgekalkte muren van het onderkomen zijn na de oorlog beschilderd met onder meer karikaturale tekeningen die de levensloop van Seyss-Inquart vertellen. Van baby Arthur in de wieg, tot een jongvolwassen Seyss-Inquart als militair in de Eerste Wereldoorlog. Andere tekeningen vertellen meer over de bunker zelf. De muurschilderingen zijn in de loop van de tijd beschadigd, dus moeten gerestaureerd worden.
Half miljoen bezoekers
Na de oorlog was de bunker dé topattractie van de Veluwe. Vlasblom: „In de zomer van 1953 stond de teller zelfs al op een half miljoen bezoekers. In 1948 was de bunker opengesteld als museum. Alles werd toen ingericht zoals het er in de oorlogsjaren waarschijnlijk had uitgezien. Wegens gebrek aan belangstelling werd de bunker in 1956 gesloten voor publiek.”
Wat de plek volgens de historica bijzonder maakt is dat het na de oorlog een ‘dadermuseum’ is geweest. „Het is interessant om te zien hoe in het verleden, net na de oorlog, met beladen erfgoed werd omgegaan. Tegenwoordig speelt soms de discussie of er weer een dergelijk museum moet komen. Mensen weten helemaal niet dat zo’n museum er dus al is geweest, omdat er lange tijd totaal geen belangstelling voor is geweest.”
Momenteel neemt de belangstelling voor beladen ergoed toe en Vlasblom is daar blij mee. „Om een compleet beeld van de historie te krijgen is het nuttig om je ook in de duistere kanten ervan te verdiepen.”
Waterdicht
Momenteel wordt de bunker waterdicht gemaakt. De gemeente heeft daar 40.000 euro voor uitgegeven, maar er moet nog meer gebeuren. Plafonds, elektra en kozijnen moeten vervangen worden. Daar is nog meer geld voor nodig, dus het is onbekend wanneer bezoekers weer naar binnen kunnen.
Nazi in Nederland
Arthur Seyss-Inquart werd op 22 juli 1892 geboren. Tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) vocht hij als militair in het Oostenrijks-Hongaarse leger in Rusland, Roemenië en Italië. In de jaren daarna werkte hij als advocaat en was actief als gematigd nazipoliticus. Onder dreiging en dwang vanuit Duitsland werd hij in 1938 benoemd tot bondskanselier van Oostenrijk. Kort na zijn aantreden gaf hij het land in Duitse handen en benoemde Hitler hem tot rijksstadhouder van Oostenrijk. Op 29 mei 1940 trad hij aan als Rijkscommissaris van Nederland. Hij was verantwoordelijk voor veel oorlogsmisdaden in Nederland; Jodenvervolging, de massaexecutie bij Woeste Hoeve in Gelderland en de deportatie in Putten staan bijvoorbeeld op zijn naam. Hij is in de Neurenberg-processen veroordeeld tot de doodstraf en is op 16 oktober 1946 opgehangen.