El A. en R. brachten het kind op 16 april vorig jaar naar het ziekenhuis, maar hij bleek bij aankomst al te zijn overleden. De laatste uren van zijn leven is het jongetje ernstig mishandeld. Hij zat onder de blauwe plekken en had ondermeer scheuren in zijn lever en milt.

Ook troffen de medici sporen aan van eerdere mishandelingen. Tijdens de rechtszaak bleek dat verschillende artsen en hulpverleners eerdere verwondingen door mishandeling bij het doofstomme jongetje hadden gezien.

Volgens El A. mishandelde F. haar en haar kind. Zij had gezien dat F. het jongetje die nacht twee keer had geslagen, maar ze vermoedde dat er meer was gebeurd. Omdat zij doofstom en slechtziend is, wist zij dit niet zeker.

Ze zei uit angst geen hulp te hebben ingeschakeld. F. ontkende dat hij ooit geweld tegen het kind had gebruikt, maar de officier van justitie achtte bewezen dat hij het jongetje had mishandeld. El A. was volgens de officier medeplichtig, omdat zij wist van de mishandelingen, maar had verzuimd om hulp in te roepen.

Volgens gedragsdeskundigen is F. volledig toerekeningsvatbaar, terwijl El A. licht verminderd toerekeningsvatbaar zou zijn. Raadsman O. de Jong voerde namens El A. aan dat zij wel had geprobeerd hulp te krijgen, maar dat zij vanwege haar handicaps niet tegen R. had opgekund.

De rechtbank doet uitspraak op 18 juni.