Opinie

Boer moet kennis kunnen toepassen

Onder druk van de Europese Commissie moet Nederland een nieuw mestbeleid invoeren. Minister Veerman van Landbouw en staatssecretaris Van Geel hebben op 19 mei een voorstel gepresenteerd. Maar het kan nog beter, vindt Klaas Meijaard.

4 June 2004 14:06Gewijzigd op 14 November 2020 01:17

Nederland moet van Brussel met een nieuwe mestbeleid komen. Dat biedt een kans om mestwetgeving in te voeren die boeren stimuleert. Het voorliggende conceptvoorstel van de bewindslieden is nog niet af, omdat veel onderdelen nog moeten worden onderzocht op effecten en haalbaarheid. Bij de nadere invulling moeten de regering ervoor waken dat ze niet met allerlei voorgeschreven methoden iedere positieve stimulans de nek omdraaien.

De Vereniging tot Behoud van Boer en Milieu vindt dat de boer zijn eigen kennis tot uitdrukking moet kunnen brengen in het nieuwe mestbeleid. Dat beleid moet duidelijk omschreven einddoelen bevatten, net als bij een schoolexamen. Boeren moeten dan de kans krijgen die doelen naar eigen inzicht te halen.

Boeren zijn geen onwetende ondernemers, die zich van alles laten voorkauwen. Niet alleen wetenschappers hebben de kennis in pacht, ook boeren weten waar zij het over hebben. De aanwezige boerenkennis moet worden gewaardeerd en de wetenschap moet daarbij ondersteunend werken. Zo kan de grote diversiteit aan ondernemers binnen de veehouderij worden gewaarborgd.

Onduidelijk
Een boer moet, zoals gezegd, zijn kennis kunnen toepassen. Dat kan bijvoorbeeld op het gebied van de stikstofexcretie van een koe. Het ministerie van Landbouw gaat uit van een vooraf bepaald excretieforfait. Deze is gesteld op 114 kilo voor een koe die 7500 liter melk geeft. Hoe hoog het forfait is voor een koe die 9000 liter melk geeft, is echter nog niet bekend. Het ministerie gaat het excretieforfait variëren afhankelijk van de melkproductie per koe. Vervelend is dat wetenschappers niet duidelijk zijn over deze waarden en dat er onder onderzoekers veel tegenovergestelde meningen bestaan.

De Vereniging tot Behoud van Boer en Milieu vindt dat het voor de individuele veehouder in het nieuwe beleid mogelijk moet zijn om aantoonbaar te maken dat hij een lagere stikstofexcretie heeft dan het forfait. Daarin ligt voor de veehouder dé stimulans om het beter te doen dan de voorgeschreven normen.

De simpelste, en daarom ook de meest begrijpelijke, manier om de stikstofexcretie van koeien aan te tonen, is via mestmonsters. De VBBM pleit ervoor dat een boer elke vier maanden een mestmonster laat analyseren en daarvan het voortschrijdend gemiddelde gebruikt voor de excretiebepaling. Daarvoor is het nodig dat er een duidelijke richtlijn komt voor melkproductie en mestproductie. De boer krijgt zo inzicht in zijn situatie en de mogelijkheid om bij te sturen.

Europa stelt dat er een mestplan moet zijn voor het begin van de teelt. Belangrijk is daarbij een mestmonster waarmee het stikstofgehalte kan worden aangetoond. Dan wordt tevens -en zonder extra kosten- duidelijk hoeveel ammonium en mogelijk ammoniak en fosfaat er in de mest zit. Zo worden meer zaken tegelijk zichtbaar en stuurbaar. Bovendien wordt het vakmanschap van de veehouder ermee bevorderd, omdat hij er voor moet zorgen dat zijn koeien zo het efficiëntst met eiwitten (stikstof) om moeten gaan.

Koe centraal
Voor de leden van de Vereniging tot Behoud van Boer en Milieu staat de koe als herkauwer centraal. De juiste vertering van het voer in het zogenaamde voormagencomplex is het uitgangspunt. De koe beschikt over een pens waarin het voer wordt voorverteerd. In de pens levende bacteriën en schimmels verkleinen het voer. Enzymen breken dat verder af tot stoffen die door het bloed worden opgenomen.

Tegelijkertijd is de groei van die bacteriën een eiwitbron. Deze processen zijn in de schepping vastgelegd, maar zijn door de boer wel te beïnvloeden. Door te veel eiwit in het rantsoen te stoppen en door onvoldoende herkauwstructuur wordt de voorvertering verstoord. Zo kan de koe onvoldoende energie uit het voer halen. Ook krijgt zij dan te veel eiwit in haar darmen, met als gevolg dat er eveneens meer eiwit in de mest komt.

Die mest belandt in veel gevallen in de drijfmestkelder of -silo. Daar kan rotting optreden. Bij deze rotting ontstaat onder andere ammoniak (een stikstofvorm die makkelijk uitdampt) en zwavelwaterstof (een sterk geurende stof die de meststank veroorzaakt).

Kort samengevat: Het gaat niet in de eerste plaats om wat de koe eet, maar om wat er in de magen en darmen gebeurt.

Goed cijfer
Door de mest te onderzoeken, krijgt een boer inzicht hoe zijn koe daadwerkelijk is omgegaan met het voer. Hij kan zijn vakmanschap controleren.

Door te gaan werken met een mestsysteem dat duidelijk omschreven einddoelen heeft, kan hij bovendien zijn gebreken op het ene vlak compenseren met zijn sterke punten. Net als bij schoolexamens een 5 kan worden gecompenseerd met een 7. Dat is precies de kracht van de ondernemer: die buit zijn sterke punten uit.

Door voor deze benadering te kiezen, zou minister Veerman het beste omgaan met de kennis die er is. Hij moet niet doorgaan op de ingeslagen weg, die iedereen dwingt op dezelfde manier te werken. Net als elke scholier wil een boer goede cijfers halen.

De auteur is belangenbehartiger van de Vereniging tot Behoud van Boer en Milieu.(VBBM).

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer