Jeruzalem ligt deze zomer in Nijkerk
Een replica van een vliegtuig van El Al bungelt aan het plafond. Erboven hangt een bordje: ”Jeruzalem: 3600 kilometer”. Het lijkt onbereikbaar ver weg. Als Lewie Vandevliet echter op de sjofar blaast, ligt de heilige stad ineens in Nijkerk.
De expositie ”Alle facetten van het Joodse leven”, in de Jeruzalemzaal van het gebouw van Christenen voor Israël in Nijkerk, is niet groot. Er staan geen topstukken en kostbaarheden zoek je er tevergeefs. Maar de indruk die het getoonde op een geïnteresseerde bezoeker maakt, is er niet minder om. Tot en met begin juli zijn groepen en scholen welkom en in de zomermaanden juli en augustus kunnen ook dagjesmensen in Nijkerk ruiken aan het Joodse leven.
Lewie Vandevliet, verbonden aan de stichting Birkat Olam in Apeldoorn, geeft enthousiast uitleg bij de verschillende onderdelen van de expositie. „We hebben een keus moeten maken, want onze stichting heeft materiaal genoeg om drie van deze zalen te vullen”, zegt hij. Vandevliet vertelt al voor de deur naar de expositiezaal officieel opengaat dat de tentoonstelling niet een beeld geeft van hét Joodse leven. „Toen de Eeuwige de thora gaf op de Horeb stonden er heel veel mensen rond de berg. Er wordt wel gezegd dat er evenveel mensen bij de Horeb stonden als er lettertekens in de thora staan. En al die mensen hebben daarop hun eigen visie, en dat mag ook. Daarom geeft de expositie niet weer hoe het moet, maar hoe het kan”, meent Vandevliet.
Als de deur eenmaal open is, geeft hij direct een staaltje van Joods chauvinisme ten beste. „Weet u wat het verschil is tussen het Hebreeuws en het Nederlands?” Stilte. „Het Hebreeuws is een taal”, lacht hij. „Nee, ik zeg niet dat het Nederlands dat niet is, dat is uw interpretatie”, weerlegt hij rhetorisch en met veel armbewegingen de verwachte beschuldiging.
De expositie begint met de thora. Op een tafel ligt een wetsrol. De samenstellers van de expositie zijn met het woordje wet, als vertaling van het Hebreeuwse woord thora, trouwens niet tevreden. „Laat ik u eerlijk zeggen dat er geen goede vertaling van de inhoud van de thora mogelijk is. Iedere vertaling is slecht en iedere vertaling is een beetje goed”, vertelt Lewie. „Een Hebreeuws woord heeft namelijk meerdere dimensies. Dat kun je in een vertaling nooit goed weergeven.” Wat het woord thora betreft: Vandevliet zou liever niet spreken over de wet, maar over de weg. „Het duidt op een manier van leven, een leerproces, de levensweg.”
In de zaal staat een tafel waarop alle attributen uitgestald zijn die gebruikt worden op de sabbat, het wekelijkse hoogtepunt in het Joodse gezinsleven. Over de vertaling van het woordje sabbat heeft hij ook wel het een en ander op te merken. „Je kunt het lezen als ”de zevende”, maar je kunt het woord ook zo uitspreken dat het ”feestvieren” betekent. De diepere betekenis van het woord is echter ”ophouden”, ”staken”. De Eeuwige hield op de zevende dag van de week op met werken en zegt ons dat wij dat ook moeten doen.”
In de thora wordt drie keer over de instelling van de sabbat als rustdag gesproken en verder komt de dag 32 keer ter sprake, zegt Vandevliet. Op de dag, die vrijdagavond begint bij zonsondergang, wordt eerst samen gegeten. Er is wijn, er zijn kaarsen en er is brood. Lewie: „In alle handelingen rond de maaltijd is er een samenwerking tussen de man en de vrouw. Zo bakt de vrouw het brood en breekt de man het. Dat laat zien dat de Eeuwige de mens mannelijk en vrouwelijk heeft geschapen en dat ze pas samen mens kunnen zijn zoals de Eeuwige ze heeft bedoeld.”
Het sabbatsbrood is gebakken uit drie gevlochten strengen. „Ook hier is er weer de verstrengeling, de verschillende dingen die samen een eenheid vormen. Van de Eeuwige, van de aarde en van alles wat er in de religieuze bedding van het Jodendom zit”, aldus Lewie. Dat er twee sabbatsbroden zijn, verwijst volgens hem naar het feit de Israëlieten in de woestijn op vrijdag voor twee dagen het manna moesten verzamelen. „Tijdens de woestijnreis bedierf het brood dat op vrijdag verzameld was voor de sabbat niet, terwijl het wel bedierf als je op maandag voor dinsdag raapte. Veertig jaar lang gebeurde er dus iedere week een wonder”, legt hij uit.
Bij de laatste maaltijd op de sabbat wordt afscheid genomen van deze speciale dag. „Hiervoor wordt de geur van nootmuskaat, kaneel en kruidnagel opgesnoven. Daarmee wil een Jood als het ware de sabbat vasthouden. Als het goed is, begint hij op zondagmorgen alweer toe te leven naar de volgende sabbat.”
In de Jeruzalemzaal staat ook de tafel gedekt die gebruikt wordt bij de sedermaaltijd, de maaltijd met Pesach. Pesach is een van de grootste Joodse feesten en tijdens dat feest, dat zeven dagen duurt, wordt de uittocht van het Joodse volk uit Egypte, het land van de duisternis, herdacht. De tafel wordt altijd voor één persoon extra gedekt. „Dat is voor Elijahoe”, legt Vandevliet uit. „De profeet Elia, die volgens de profeten komen zal. En omdat je nooit weet wanneer hij komt, is de beker voor hem vier keer zo groot als voor de anderen. Want als hij aan het einde van de maaltijd komt, moet hij wel net zo veel wijn krijgen als de andere gasten aan tafel.”
Bij de expositie-uitleg over de belangrijkste feestdag van het Joodse jaar, Jom Kippoer (Grote Verzoendag), blaast Lewie op de ramshoorn, de sjofar. Klagend klinkt het donkere geluid door de zaal. Het is de muziek, de oerklank van het Jodendom. En wie het geluid hoort, die is in Jeruzalem, ook al staat hij op Nijkerks grondgebied.