Egyptische christen: Ik gun extremisten een ander leven
Samir Lamee Sakr moest vanwege antichristelijk geweld in 2013 zijn geboorteplaats Dalga ontvluchten. Dat doet de Egyptenaar nog iedere dag pijn.
Het leven is voor Egyptische christenen onder president Abdel Fatah al-Sisi beter dan onder diens voorganger Morsi, de voormalige leider van de moslimbroederschap. Daar is vrijwel iedereen het over eens. Maar kort na de machtswisseling in 2013 liepen christenen juist gevaar, zegt de 34-jarige Samir Lamee Sakr. „Boze moslimbroeders vielen ons aan.”
Zeker toen het gerucht ging dat er veel moslims waren omgekomen bij ongeregeldheden rond de machtswisseling was de zaak niet meer te houden. Sakr maakte het van dichtbij mee. Extremisten vielen het christelijk advocatenkantoor in Dalga binnen waar hij werkte. Zijn neef Skardartosh werd vermoord.
Sakr is geboren en getogen in Dalga, in de provincie Minya. In 2013 zag hij geen andere mogelijkheid dan de stad vanwege het geweld halsoverkop te verlaten, samen met duizenden andere christenen. „Ik kan er niet meer wonen. Dat doet me pijn, elke dag.”
Sakr woont met zijn echtgenote Nemaa (30), zijn moeder Widet Abduer (68) en zijn 5-jarige tweeling Ehab en Ebanon noodgedwongen in de Egyptische hoofdstad Caïro. Ze gingen er qua levensstandaard flink op achteruit. Zijn vrouw was in Dalga maatschappelijk werker en heeft nu geen baan meer. Zelf verdiende Sakr in Dalga goed als advocaat, maar nu werkt hij tegen een laag loon, waarvan hij zegt nauwelijks te kunnen rondkomen. „Ik wil daarom graag buiten Egypte aan de slag.”
Bovendien is zijn gezin alle bezittingen kwijt. „Ons huis is met de grond gelijkgemaakt. Ik denk dat de grond waarop mijn huis stond nog zo’n 10 procent van zijn oorspronkelijke waarde heeft. Het is mijn eigendom. Ik weiger het op dit moment te verkopen en het verlies te accepteren. Ik hoop dat het nog in waarde stijgt, zodat ik het tegen een betere prijs van de hand kan doen”, zegt hij.
Sakr wil echter niet alleen maar pessimistisch zijn. „Ik ben God dankbaar voor alles wat ik van Hem krijg. Ik zie dat Hij mijn leven leidt.” Vanuit de anglicaanse kerk waarvan ze in Caïro lid zijn, ontvangen ze steun voor hun levensonderhoud.
Tijdens het conflict in Danga ging Sakr en zijn gezin door het oog van de naald. „We werden beschoten. Mijn moeder werd bij de aanval in haar gezicht getroffen, waardoor haar gezichtsvermogen aanzienlijk is beperkt. Ik werd geraakt in mijn rechterzij.”
De buurman van het gezin, een moslim, hield hen daarop een dag lang verborgen voor de woedende menigte. „’s Nachts ontvluchtten we de stad. We konden terecht bij familie van mijn vrouw.”
Sakr zegt dat hij zijn leven zelfs in Caïro niet helemaal zeker is, omdat de extremisten die zijn neef vermoordden nog vrij rondlopen. „Ik moet vrezen voor mijn leven als ik me als advocaat in het openbaar zou vertonen”, zegt hij. Daarom zegt hij zijn vak ook niet te kunnen uitoefenen.
„Ik verafschuw de daden van de extremisten, niet de extremisten zelf”, zegt Sakr resoluut. „Ik bid voor de moordenaars van mijn neef dat ze ooit anders in het leven zullen staan. De weg die ze bewandelen loopt dood. Ik gun hun het leven met Christus.”
Dit is het derde deel in een serie portretten van Egyptische christenen.