Dankzij president Nixon leven we op de pof
De afgelopen weken hebt u in de kranten en via andere media gelezen en gehoord over allerlei actualiteiten, waaronder veel ‘komkommertijdnieuws’. Wat u niet bent tegengekomen, is iets over de belangrijkste gebeurtenis in economisch opzicht –46 jaar geleden– sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog.
Als monetair econoom met grote voorliefde voor geschiedenis kan ik dat niet toelaten. De gevolgen van die gebeurtenis duren namelijk tot op de dag van vandaag voort.
Op 15 augustus 1971 vaardigde de toenmalige Amerikaanse president Richard Nixon zijn Executive Order, de Amerikaanse evenknie van wat bij ons heet Koninklijk Besluit, nummer 11615 uit. Daarin stond onder meer dat de Verenigde Staten met onmiddellijke ingang de koppeling tussen de Amerikaanse dollar en het goud verbraken. Aangezien die koppeling sinds 1944 de hoeksteen van het internationale geldstelsel was, kwam er daarmee ook een einde aan dat stelsel.
Het betekende het begin van het stelsel van fiduciair geld, ook wel fiatgeld genoemd: een stelsel waarin geld zijn waarde ontleent aan het vertrouwen dat de burgers hebben in de instantie die over de gelduitgifte gaat en die geacht wordt daar verantwoord mee om te gaan. Deze overschakeling van het ene naar het andere geldstelsel is niet zonder gevolgen gebleven. De gevolgen waren zelfs verregaand.
De koopkracht van de dollar is spectaculair gedaald. En dat is ironisch, aangezien president Nixon bij de loskoppeling de volgende boodschap voor zijn landgenoten had: „Als je bij de overweldigende meerderheid van de Amerikanen hoort die hun geld uitgeven in de VS, dan zal je dollar morgen evenveel waard zijn als vandaag.” Ofwel: de inflatie zal de koopkracht van je geld niet opeten. Helaas beperkt die, wat ik heb genoemd, geldmoord zich niet tot de VS; hetzelfde beeld zien we in de hele wereld.
Op de pof
Het besluit van 15 augustus 1971 blijkt ook het startschot te zijn geweest voor op de pof leven. De overheden, huishoudens en het bedrijfsleven, allemaal gingen ze structureel rood staan: ze gaven jaar in, jaar uit meer uit dan het bedrag aan eigen inkomsten.
Dat kon doordat naar hartenlust lenen ineens mogelijk was geworden. Immers, door de loskoppeling van het goud konden de Amerikanen, en anderen, nu onbeperkt geld drukken. Banken leenden dat maar wat graag uit: het leverde veel op; en ach, een beetje schuldenopbouw vond men niet erg.
Dat was ook niet erg, maar de schulden vertoonden wel een gestage groei. Uiteindelijk kwam het onvermijdelijke, namelijk dat de banken zich begonnen af te vragen of de schuldenaren wel hun leningen zouden kunnen aflossen; zo groot was de schuldenberg inmiddels geworden. Dat betekende dat het spel van nieuwe leningen afsluiten om oude af te lossen of zelfs om de rente op de oude leningen af te lossen, ten einde kwam.
Op zijn beurt hield dat in dat een groter deel van het inkomen nodig was voor aflossingen en er dus per definitie minder geld beschikbaar was voor consumptie, waardoor de economische groei omlaag tuimelde. Zo bezien kunnen we de huidige crisis, die al tien jaar aanhoudt, direct in verband brengen met die zondag in de zomer van 1971: de huidige crisis is een gevolg van de genoemde loskoppeling.
Een ander gevolg is dat de ongelijkheid in inkomen en vermogen toegenomen is. Dat zorgt ook weer voor allerlei problemen, zoals afkeer van de globalisering en zelfs van samenwerking tussen landen en toenemend nationalisme of erger. En dan is er nog een gevolg dat we elke dag, letterlijk, in handen hebben: de euromunten en -bankbiljetten. Geconfronteerd met het vooruitzicht van vrij bewegende wisselkoersen en de vrees dat dat zeer destabiliserend zou zijn, gingen de Europese leiders er begin jaren zeventig over praten hoe zoiets onwenselijks in Europa zou kunnen worden voorkomen. Via Europese wisselkoersmechanismen leidde dat uiteindelijk tot de geboorte van de euro. Immers, één munt betekent per definitie geen destabiliserende wisselkoersschommelingen tussen Europese landen. De euro en de huidige crisis zijn dus niet los te zien van dat dramatische besluit van 15 augustus 1971 in Washington.
De auteur is monetair econoom en publicist.