Binnenland

Leerzaam wroeten in Dalfser bodem

Verstopt in de Dalfser bodem liggen eeuwenoude hunebedgraven. Maar leefden er ook hunebedbouwers in het Overijsselse gebied? „Er moeten hier sporen van bewoning zijn.”

14 August 2017 19:14Gewijzigd op 16 November 2020 11:14
DALFSEN. Archeoloog Henk van der Velde (l.) doet voor hoe vrijwilligers bodemonderzoek kunnen doen in een oude, blootgelegde weg in een streek waar ooit hunebedbouwers moeten hebben gewoond. beeld RD
DALFSEN. Archeoloog Henk van der Velde (l.) doet voor hoe vrijwilligers bodemonderzoek kunnen doen in een oude, blootgelegde weg in een streek waar ooit hunebedbouwers moeten hebben gewoond. beeld RD

„Eens even kijken, hoe organiseer ik dit?”, lacht Niels Bouma. De archeoloog, werkzaam bij ADC ArcheoProjecten uit Amersfoort, staat in het buitengebied van Dalfsen bij een forse uitgraving van 100 meter lang, 30 meter breed en 1 meter diep. Bij de ingang ervan wacht een gezelschap van amateur-archeologen en studenten archeologie; alles bij elkaar zo’n twintig man. Ze zijn gewapend met een schop of een troffel en wachten op Bouma’s instructies, popelend om aan de slag te gaan.

Op de bouwgrond, langs de Gerner Es in Dalfsen, verrijst stap voor stap een moderne nieuwbouwwijk. Voor archeologen reden om de bodem uit te pluizen op archeologische vondsten.

In 2012 doorzochten Bouma en zijn team het terrein voor de eerste keer. In 2015 volgde intensief vervolgonderzoek en met succes. Bouma’s vermoedens werden bevestigd: het grondgebied van Dalfsen was vele eeuwen geleden het leefgebied van de hunebedbouwers; ook wel de Trechterbekers genoemd.

Tot de spectaculaire vondsten uit 2015 behoren onder meer: ruim 130 grafkuilen uit de Trechterbekerperiode die volgens de archeologen wel 5000 jaar oud kunnen zijn, en een bescheidener grafveld van zo’n 15 kuilen uit de Merovingische tijd; 500-750 na Christus. In twee graven, een van een man en een van een vrouw, troffen de onderzoekers uitbundige grafgiften aan. Vermoedelijk hadden de twee een vooraanstaande positie en behoorden ze tot de hofhouding van een Merovingische koning. In de volksmond worden ze ”de Heer en Dame van Dalfsen” genoemd.

Waarom nog meer speurwerk in de bodem, nu de vondsten van 2015 zijn veilig gesteld voor nader onderzoek in het laboratorium?

„Er moeten hier nog meer sporen van bewoning te vinden zijn”, zegt Bouma gedecideerd. „In 2015 vonden we de restanten van slechts een boerderij. Dat is weinig met zoveel graven in de buurt.” Geroutineerd deelt hij de groep in tweeën. Het gros, onder wie veel studenten, gaat met hem op zoek naar paalkuilen; sporen van gaten waar de hunebedbouwers ooit de houten funderingspalen van hun boerderijen de bodem injasten. Een klein clubje gaat met Henk van der Velde, Bouma’s collega, op zoek naar sporen in een historische weg net buiten het opgravingsgebied, die voor een deel eveneens is blootgelegd.

Voor Alma Korteweg (51), inwoonster van Dalfsen, is het meedoen aan een archeologische opgraving „een doel op zich.” Voor Celine (23) en Tristan (23), na de zomer derdejaars hbo-studenten archeologie aan hogeschool Saxion in Deventer, geldt hetzelfde. „Maar”, zegt Celine, „het vorige onderzoek toonde aan dat de hunebedbouwers hun doden niet alleen begroeven, maar ook cremeerden. Ik hoop dat ook deze opgraving tot nieuwe inzichten leidt.”

In het clubje van archeoloog Henk van der Velde lijkt Noël Houweling (8) uit Gorinchem even beet te hebben. Hij stuit op een vreemdkleurige bodemlaag. „Een karrenspoor”, taxeert Van der Velde met een kennersblik, terwijl hij naar de schop grijpt en voorzichtig stukjes houtskool tevoorschijn schraapt. Vader Koen (38), met zijn gezin op vakantie in Ommen, glundert, totdat Van der Velde na enig nadenken tot de slotsom komt dat Noël niet meer dan een „recente verstoring” heeft blootgelegd. „Een boer die de barbecue heeft omgegooid.”

Fortuinlijker zijn de studenten in Bouma’s team. „De onderkant van een crematiegrafje, een stuk of dertig paalkuilen, en een greppeltje”, somt de archeoloog de vondsten op. Met nog vier weken graafwerk voor de boeg spreekt Bouma van een hoopgevend begin. „De geul is waarschijnlijk gegraven aan de rand van een boerenerf, op de grens met het akkerland. Ik blijf erbij dat hier sporen van bewoning te vinden zijn.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer