Binnenland

Helder onderscheid tussen Hagenaars en Hagenezen

In de stad van zand en veen is er een helder onderscheid tussen Hagenaars en Hagenezen. De kloof tussen arm en rijk groeide in de negentiende eeuw, laat het Haags Historisch Museum zien. Tegelijk nam het besef toe dat armoede geen gegeven is, maar dat je er structureel wat aan kunt doen.

Petra Noordhuis (ND)
9 August 2017 18:52Gewijzigd op 16 November 2020 11:12
De rijke Haagse familie Quarles, geschilderd door Gerard Hoet rond 1725. Vader Pieter Quarles, zijn vrouw Cornelia Splinter van Loenersloot, hun zoons Willem en Lodewijk en een bediende zijn afgebeeld in een gefantaseerd landschap met diverse jachtattribu
De rijke Haagse familie Quarles, geschilderd door Gerard Hoet rond 1725. Vader Pieter Quarles, zijn vrouw Cornelia Splinter van Loenersloot, hun zoons Willem en Lodewijk en een bediende zijn afgebeeld in een gefantaseerd landschap met diverse jachtattribu

Arm en rijk kwamen elkaar in de negentiende eeuw in Den Haag nog maar op twee plekken tegen: op het strand en op de kermis, zegt Hans Gramberg, medewerker van het Haags Historisch Museum. Veel rijken waren de stinkende grachten in de stad ontvlucht. Zij gingen ‘het zand’ op: ze bouwden huizen in chique wijken in de duinen. De arme mensen bleven op ‘het veen’. Den Haag wordt daarom ook wel ”de stad van zand en veen” genoemd. Andere typisch Haagse begrippen om het onderscheid tussen rijk en arm duidelijk te maken zijn ”hoeden en petten” en Hagenaars en Hagenezen.

Het Haags Historisch Museum laat met de tentoonstelling ”Arm en Rijk/Rijk en Arm” zien hoe en waar de Hagenaars en Hagenezen woonden en leefden. Ook als ze fysiek heel dicht bij elkaar leefden –krotwoningen stonden soms vlak bij stadspaleizen–, leefden beide groepen een totaal ander leven. Sommige armen woonden zelfs ín die stadspaleizen. Bedienden sliepen op een zolderkamertje of in het souterrain om altijd voor hun baas klaar te kunnen staan.

Minder diep

De kloof tussen arm en rijk is veel minder diep geworden, maar is er nog wel. „Mensen in Den Haag vertellen, als zij zich voorstellen, vaak uit welke wijk ze komen. Bezuidenhout is bijvoorbeeld vanouds een rijke, de Schilderswijk een arme wijk”, vertelt Gramberg.

Het Haags Historisch Museum is gevestigd in een oud pand aan de Hofvijver in de chique buurt Voorhout. In een van de zalen kun je kiezen of je je eerst in het leven van de armen wilt verdiepen, of in dat van de rijken. Rechts zie je hoe de armen woonden, werkten, hun vrije tijd doorbrachten, zich kleedden en wat ze aten, links zie je hoe de rijken dat deden.

Zo kun je bijvoorbeeld het weekmenu bekijken van de kinderen van het Burgerweeshuis. Op maandag aten ze „grutten met boterhammen, ’s avonds karremelk de eene week grutte, en de andere rijst.” Stuitend is het om te lezen wat acht bestuurders van het Burgerweeshuis op een avondje aten en dronken. Alleen al aan vlees hapten zij heel wat vissen, hoenders, kapoenen, watersnippen, duiven en garnalenpasteitjes weg.

Lot dragen

De tentoonstelling, die nog tot en met 3 september duurt, richt zich vooral op de negentiende eeuw, toen de kloof tussen arm en rijk het diepst was. Tegelijk was het een eeuw van hoop: voor het eerst werd de armoedebestrijding serieus opgepakt. Tot die tijd werd armoede meer als een gegeven gezien, aldus de tentoonstelling. Wie rijk was en wie arm werd bepaald door God. Armen moesten hun lot dragen, maar rijken hadden de plicht hen daarbij te helpen. De kerk deed dat ook. Zo werd er vanuit de Grote of Sint-Jacobskerk brood uitgedeeld.

In de negentiende eeuw werden allerlei stichtingen en organisaties opgericht om de armen aan werk te helpen en de woonomstandigheden te verbeteren, net als de hygiëne en het onderwijs. In de tweede helft van die eeuw ging de overheid zich er ook mee bemoeien, onder andere door badhuizen in te richten, huisjesmelkers aan te pakken en met sociale verzekeringswetten en volksverzekeringen mensen te beschermen tegen inkomensverlies als zij echt niet kunnen werken.

Bedelpenning

De tentoonstelling geeft een interessant beeld van het dagelijks leven in de negentiende eeuw, ook voor mensen van buiten Den Haag. In andere steden groeiden arm en rijk in de negentiende eeuw net zo goed uit elkaar. „Zo gingen in die tijd veel rijke Amsterdammers rondom het Vondelpark wonen”, zegt Gramberg.

Het museum heeft een uitgebreide collectie van negentiende-eeuwse voorwerpen, waaruit voor deze expositie is geput. Maar ook is er een bedelpenning te zien uit de zestiende eeuw. Mensen die echt niet voor zichzelf konden zorgen, zoals ouderen, gehandicapten en zieken, kregen zo’n penning. Wie zonder zo’n penning bedelde, kon rekenen op een fikse straf, zoals brandmerken of verbanning. Het verhaal van arm en rijk wordt ook verteld met foto’s van krottenwijken en foto’s en schilderijen van rijke families.

De kloof tussen arm en rijk in Nederland lijkt de laatste jaren weer dieper te worden. Aan het eind van de tentoonstelling zie je op een kaart dat het gemiddelde inkomen per wijk in Den Haag sterk verschilt. Er wonen nog altijd relatief veel rijken in ‘de duinen’.

Aan het eind van de expositie kunnen bezoekers op een briefje antwoord geven op de vraag: wanneer ben je arm of rijk? „Arm ben je als je niet kunt genieten van zaken die niets hoeven te kosten”, schrijft iemand. Op een ander briefje staat: „Wij (het Westen) zijn allemaal buitenproportioneel rijk! Laten we dat nooit vergeten en/of relativeren.”

haagshistorischmuseum.nl

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer