Ontwapening blijft heikel punt in Haïti
De verdreven president van Haïti Jean-Bertrand Aristide verblijft in Zuid-Afrika. De Zuid-Afrikaanse president Thabo Mbeki heeft de balling asiel aangeboden. Op zich niet zo vreemd, want het duo kent elkaar. Mbeki woonde als enig staatshoofd een halfjaar geleden de onafhankelijkheidsviering van Haïti bij.
Na een verblijf van elf weken in Jamaica vloog Aristide zondag met zijn vrouw Mildred, twee dochters en enkele lijfwachten in een privé-vliegtuig van Mbeki naar de Kaap. Aristide verliet zijn land op 29 februari na een bloedige opstand tegen zijn bewind en week in eerste instantie uit naar de Centraal-Afrikaanse Republiek (CAR). Aanvankelijk werd gezegd dat Aristide naar Panama, Taiwan of Marokko zou gaan. Geen van die landen zei toen op de hoogte te zijn van een asielverzoek van Aristide.
Later ging het verhaal dat hij onderweg was naar Zuid-Afrika. Die geruchten werden gevoed door het feit dat de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, Powell, telefoongesprekken had gevoerd met Mbeki. Mbeki had Aristide namelijk door dik en dun gesteund, onder meer door wapens en munitie te sturen voor de Haïtiaanse politie. Die oude vriendschap verklaart waarom de Zuid-Afrikaanse regering Aristide heeft beloofd dat hij met de zijnen gratis in het land mag verblijven totdat het veilig genoeg is om terug te keren naar Haïti.
Dat het Caraïbische eiland Jamaica Aristide uiteindelijk onderdak verleende, wekte de woede van de interim-regering in Haïti. Die vreesde dat de nabijheid van de voormalige president de situatie in Haïti verder zou destabiliseren. Vanaf Jamaica bleef Aristide met zijn opruiende taal als een stoorzender in de regio opereren.
Aristide verliet Haïti op de vlucht voor rebellen die de Haïtiaanse hoofdstad Port-au-Prince naderden. Later beweerde de president dat hij door de VS, met steun van Frankrijk, gedwongen was zijn land te verlaten en dat hij het slachtoffer was van een staatsgreep. De VS en Frankrijk wezen die beschuldiging categorisch van de hand. En nog altijd wil Aristide terugkeren naar Haïti, vanwaar hij al eens eerder, in 1991, werd verdreven en waar hij in 1994 na een Amerikaanse interventie met veel bombarie terugkeerde.
De voorlopige premier van Haïti, Gerard Latortue, heeft gezegd dat de regering overweegt Zuid-Afrika om Aristides uitlevering te vragen, om de ex-president te kunnen vervolgen wegens zelfverrijking. Aristide noemde de aanklachten wegens verduistering tegen hem leugens die erop gericht zouden zijn om zijn Fanmi Lavalas (Famille l’Avalanche) in diskrediet te brengen in de aanloop naar nieuwe verkiezingen, die op 7 februari 2005 moeten plaatsvinden.
In zijn hart hoopt Aristide op een Democratische overwinning bij de presidentsverkiezingen in Amerika dit najaar. Dat zou een duwtje geven aan zijn eigen terugkeer naar Haïti. Hij heeft altijd de steun gehad van een deel van de ”black caucus” in de VS, die de ingreep van president Bush in Haïti als onrechtmatig ziet, iets waarvan Aristide het slachtoffer is geworden.
Jammer genoeg is de toestand in Haïti na het vertrek van Aristide niet aanzienlijk verbeterd. De criminaliteit neemt toe, ondanks de herwaardering van de gourde ten opzichte van de dollar stijgen de prijzen en de voedselsituatie blijft zorglijk. Dat creëert ongeduld en onvrede bij de bevolking. Ook de onveiligheid is een grote zorg van de Haïtianen. Oppositielid Micha Gaillard verwijt het de interim-regering dat deze niet toeziet op de ontwapening. De chimères -gewapende milities van het voormalige regime- duiken onder in de criminele sfeer, melden bronnen. Met name het noorden van Haïti blijft een haard van verzet waar de regering geen vat op heeft.
De aanwezigheid van een door de VS geleide interventiemacht van 3600 Amerikaanse, Franse, Canadese en Chileense militairen sorteerde in die zin effect dat het politiek geweld wel afnam, maar er was nauwelijks sprake van een geordende ontwapening. Het mandaat van deze macht liep gisteren af en een VN-macht van 6700 blauwhelmen en 1622 politieagenten afkomstig uit dertig landen moet het werk nu overnemen. Zij worden aangevoerd door 1200 Brazilianen (Brazilië heeft vrijdag zo’n 161 manschappen gestuurd).
Interim-premier Latortue verzuchtte dat het hoog tijd wordt dat die mensen hem gaan helpen bij de ontwapening. Of Latortue daarop mag hopen? Met de onzekerheid over het aantal soldaten dat deelneemt aan de VN-missie en de hoeveelheid geld die beschikbaar is, en een vaag mandaat zit de missie nu al met dezelfde problemen als die het vorige VN-karwei in Haïti deden mislukken (1995-2001): er werd niet serieus werk gemaakt van een ontwapening.
De nieuwe VN-macht heeft wel weer de bevoegdheid om zowel aanhangers van Aristide als de milities die hem verdreven van hun wapens te ontdoen, maar de vraag is of de VN genoeg geld en manschappen hebben om dat mandaat ook te vervullen.
Het is wrang dat de verwoestende overstromingen die het geteisterde armenhuis van het westelijk halfrond vorige week troffen en die 1700 mensen het leven kostten, de VN nog even goed uitkomen. Juist door de ramp houden de VS hun soldaten een maand langer in Haïti om de bevolking met helikopters van hulp te voorzien. Die extra maand geeft de VN de mogelijkheid een troepenmacht op te bouwen om op 1 juli daadwerkelijk aan de slag te gaan.
Het is onzeker of de missie de beoogde sterkte zal bereiken. Een deel van de Canadese en de Franse troepen uit de interventiemacht wordt overgeheveld naar de VN-macht. De Amerikanen vertrekken allemaal. Brazilië, Chili en Argentinië hebben bevestigd dat ze samen 2500 soldaten zullen sturen, maar van landen zoals Rwanda en Nepal, die soldaten hebben beloofd, is minder zeker of ze hun beloften nakomen. Tot nu toe is een fractie van de door VN-secretaris-generaal Kofi Annan gevraagde 35 miljoen dollar voor de missie binnen. De VN-Veiligheidsraad heeft de missie een mandaat gegeven tot 1 januari 2005.