Eenzaam in Oost-Groningen
Lijsttrekker Albert Janssen (55) van de ChristenUnie in Veendam verkeert in een unieke positie. Hij is het enige raadslid van zijn partij in die gemeente en een groot deel van de omgeving. Vier jaar geleden maakte hij zijn debuut. Inmiddels heeft hij de smaak te pakken en zet voor de raadsverkiezingen op 6 maart hoog in. „We hebben de ambitie twee zetels te halen.”
In het vanouds rode Oost-Groningen is het niet gemakkelijk als christenpoliticus een raadszetel te verwerven. De ChristenUnie in Veendam deed twintig jaar lang iedere keer weer een poging. Pas vier jaar geleden lukte het voor het eerst. De partij, toen nog een gezamenlijke lijst van RPF en GPV, behaalde nipt een restzetel. Het scheelde maar weinig, om precies te zijn zes stemmen, of ook die plaats in de raad was weggesnoept door de PvdA, met tien zetels de grootste partij.
Niet alleen het krijgen van een raadszetel was een zware bevalling, ook het vullen van die ene zetel had nogal wat voeten in de aarde, aldus Janssen. „Er was niemand te vinden om lijsttrekker te worden. Uiteindelijk heb ik het toen gedaan. Dat besluit viel zes weken voor de verkiezingsdatum. Tot die tijd was ik wel voorzitter van het GPV in Veendam, maar geen lijsttrekker.” Als nieuwbakken raadslid merkte hij al gauw hoe het er in de Veendamse gemeentepolitiek aan toe ging. „Je hebt hier een college van PvdA en VVD. Die hebben een dusdanige meerderheid in de raad dat je daar als kleine fractie geen speld tussen kunt krijgen. Je kunt besluiten nauwelijks beïnvloeden.”
Het feit dat er maar moeilijk mensen te porren zijn voor een plek op de kieslijst heeft vooral te maken met de geringe omvang van de plaatselijke afdeling, meent Janssen. „We kregen de laatste keer zo’n 520 stemmen. Maar al die stemmers zijn natuurlijk geen leden van de partij. Je kandidaten moet je dus uiteindelijk uit een veel kleinere groep halen.” De achterban van de Veendamse ChristenUnie is voornamelijk afkomstig uit de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt), de Christelijke Gereformeerde Kerken en de plaatselijke baptistengemeente, vermoedt Janssen. „Maar de stemmers komen uit een veel grotere groep. Er wordt door niet-christenen op ons gestemd vanwege ons sociale gezicht. GroenLinks kwam bijvoorbeeld vier jaar geleden niet met een eigen lijst uit, maar gaf wel min of meer een verkapt stemadvies voor de ChristenUnie. Gevoelsmatig komt een bepaalde groep kiezers dan eerder bij ons terecht dan bij de PvdA.”
Met een vertegenwoordiger in de raad waren er de afgelopen vier jaar meer mogelijkheden om een eigen geluid te laten horen dan de twintig jaar daarvoor, meent Janssen. Hij noemt het frappant dat zijn partij juist op principieel gevoelige onderwerpen gescheiden optrok van het CDA. „Neem de nuloptie voor bordelen. Wij hebben een motie ingediend om dat te bereiken. Die kreeg nota bene geen steun van het CDA, terwijl andere kleine partijen ons wel steunden.” Echt fanatiek wordt hij als de wielerronde Giro d’Italia aan de orde komt. Die moet deze zomer op een zondag dwars door het centrum van Veendam rijden. „Het is werkelijk onbegrijpelijk dat we alleen staan met ons tegengeluid.”
Een onverwacht succesje maakt dat Janssen goede hoop heeft op 6 maart niet alleen de huidige zetel voor de ChristenUnie te behouden, maar er zelfs één bij te krijgen. „Dat heeft niet alleen te maken met de groei van ons ledental, maar vooral met de publiciteit. De kranten hebben bijvoorbeeld bol gestaan van een plan van de ChristenUnie. Veendam verdient namelijk flink aan de verkoop van aandelen in het Bouwfonds. Dat levert miljoenen euro’s op. Ik heb voorgesteld de burgers ideeën te laten maken voor de uitgave van dat geld. Uiteindelijk besloot de meerderheid van de raad een zeker bedrag uit te trekken voor wensen van burgers. Alleen had het wat mij betreft nog veel meer moeten zijn.”
In de verkiezingsstrijd probeert de Veendamse ChristenUnie zich vooral te profileren als een partij met aandacht voor de zorgtaak van de overheid. Janssen: „In Veendam hebben we te maken met best grote problemen. Er wordt onder de jeugd veel gerookt, gedronken en ook het drugsgebruik is hoog. Volgens mij heeft dat te maken met het wegvallen van traditionele verbanden. Het is de onbetaalde rekening van het regeringsbeleid om ook moeders aan het werk te krijgen. Dat vinden we een verkeerde gang van zaken. Wij pleiten daarom in onze campagne voor opvoedingsondersteuning.”
Het overbrengen van dat standpunt vormt voor Janssen een zware dobber. „Eigenlijk is bekering van een volk nodig. Maar politiek veralgemeniseer ik vaak ons standpunt, om zo meer draagvlak te krijgen. Dan noem ik de principiële kanten zijdelings.”
Afgezien van alle bijzondere kanten die er aan zijn eenzame positie zitten, is Janssen ook maar gewoon een Veendammer die het beste zoekt voor zijn woonplaats. „Ik vind het bijvoorbeeld belangrijk dat het parkachtige karakter van de stad behouden blijft. De afgelopen jaren is het centrum behoorlijk op zijn kop gezet. Dat doet het aanzien van de stad geen goed. Veendam hoeft niet per se een grote stad te worden.”
Terugkijkend op vier jaar raadslidmaatschap is zijn bijdrage niet tevergeefs geweest, meent Janssen. „We hebben in de raad bijgedragen aan het bundelen van de niet-collegepartijen tegen de heersende macht van PvdA en VVD. We zullen zien waar dat bij de verkiezingen toe leidt. Ik hoop dat het ons stemmen oplevert, en verwacht dat ook. We krijgen meer waardering dan ik verwachtte. Soms hoor ik van wildvreemden: „Ik ga op ú stemmen.” De algemene opinie is toch wel: „Janssen heeft het goed gedaan.””