Column: Gerhard Hormann over AOW-leeftijd
Nog voor het kabinet is gevormd, wordt er een dringend appel gedaan aan Rutte III om nog eens aandachtig naar de AOW te kijken.
Het besluit om de pensioengerechtigde leeftijd te verhogen stamt uit 2012, maar nu pas begint men te beseffen wat het in de praktijk betekent en welke groepen werknemers er onevenredig door worden getroffen.
Bijkomend probleem is dat de verhoging van de AOW-leeftijd niet alleen sprongsgewijs verloopt, maar ook versneld wordt doorgevoerd en strikt genomen geen plafond kent. Het was overzichtelijker geweest als deze elk jaar met één maand was opgeschoven, zodat hij nu op 65 jaar en 5 maanden zou staan. Nu weten mensen niet goed waar ze aan toe zijn en worden ze vaak overvallen door het tempo waarin de veranderingen plaatsvinden.
Zo stond ik afgelopen zaterdag met de mond vol tanden tijdens een gesprek met een man van 62 die al op zijn vijftiende begonnen was als leerling in een bakkerij. Hij was letterlijk de dagen aan het aftellen en maakte met de grootst mogelijke moeite en tegenzin die laatste vijf jaar vol. Als hij straks op 67-jarige leeftijd eindelijk mag afzwaaien, heeft hij er precies 52 jaar en 3 maanden opzitten.
Een dergelijke loodzware loopbaan staat in schril contrast met die van een academicus die op zijn 26e afstudeerde en het zich financieel kan veroorloven om eerder te stoppen of in de aanloop naar het pensioen minder dagen te gaan werken. Niet alleen heeft die laatste er aan het einde van de rit veel minder arbeidzame jaren opzitten, hij begint ook veel fitter aan de zogenoemde vierde levensfase en heeft gemiddeld een fors hogere levensverwachting.
Natuurlijk is het niet de taak van de politiek, en valt het ook niet binnen de mogelijkheden van een nieuwe coalitie, om dat verschil gelijk te trekken of te vereffenen. Wel is het mogelijk om de ergste uitwassen te bestrijden door bijvoorbeeld wettelijk vast te leggen dat iedereen na een ononderbroken loopbaan van 45 jaar recht heeft op staatspensioen. Dat geeft extra administratieve rompslomp, maar verdeelt de pijn iets eerlijker over alle schouders en zou in het voorbeeld hierboven hebben geleid tot een vroegpensioen op 60-jarige leeftijd. In de huidige situatie wordt de WW steeds vaker gebruikt als een soort glijbaan richting de pensioendatum. Wie een cao heeft waarin het derde jaar is gerepareerd, kan in principe 36 maanden eerder stoppen met werken met behoud van 70 procent van het salaris als hij zijn baan verliest of in overleg wordt ‘ontslagen’. Ook stromen steeds meer oudere werknemers de ziektewet in omdat ze het na een halve eeuw niet langer volhouden.
De eerste reflex bij partijen zoals het CDA en de VVD is dan om keuringsartsen strenger te laten controleren, zodat ook dit gat in de dijk kan worden gedicht. Zo leven we langzamerhand in een bizar soort tweestromenland waarin de meeste werkloze vijftigplussers met geen mogelijkheid meer aan de slag komen en werkende zestigplussers geen enkele ontsnappingsmogelijkheid meer hebben.
Het AOW-dossier is een typisch voorbeeld van een onderwerp waarbij theorie en praktijk elkaar lelijk in de wielen rijden en wensdenken de overhand heeft. Misschien is het daarom beter de pensioenleeftijd tijdelijk te bevriezen tot het nieuwe kabinet met terugwerkende kracht een bevredigende oplossing heeft bedacht voor de schrijnendste gevallen.
De auteur is schrijver en publicist. Reageren? hormann@refdag.nl