Column: Eend eten met een oude crimineel
Het overkomt me altijd op de momenten dat ik me er niet op heb voorbereid. Tijdens een lange treinrit kwamen er gebraden eend, tomaten en brood op tafel. En ik had alleen water meegenomen.
De reis ging van Marioepol naar Kiev, een rit van achttien uur. Dit keer had ik besloten om naast mijn bagage alleen een fles water mee te nemen. Dus geen eten en drinken voor mijn medepassagiers in de coupé.
Tijdens de heenrit naar Marioepol, in Zuidoost-Oekraïne, had ik juist wel ingeslagen: chocolade, chips en pistachenootjes. Om te delen met mijn coupégenoten. Heel normaal als je met de trein reist door Oekraïne. Iedereen neemt wat mee. Je bent huisgenoten in een hok van twee bij twee, met vier bedden. Je hoort elkaar snurken, smakken en deelt elkaars levensverhalen.
Maar bij het uitstappen in Marioepol zat ik nog met een volle zak chips, een halve reep chocolade en een half zakje pistachenoten. Ik had geen woord gewisseld met mijn twee reisgenoten en niets gedeeld. We zaten nog geen uur in de trein of ze kleedden zich al om, maakten hun bed op, deden het licht uit en gingen slapen. De volgende ochtend waren ze al vroeg uitgestapt.
Het was niet de eerste keer dat ik met een boodschappentas aan proviand de trein instapte en daar niet verlost van raakte. Het gebeurde vaak op de heenreis. Om te besluiten voor de terugreis niets te kopen. En juist dan raakte ik vaak met mijn reisgenoten in gesprek.
Ik stapte in de trein van Marioepol naar Kiev en had een coupé voor mezelf. Gelukkig, dacht ik, hoef ik me ook niet schuldig te voelen dat ik niets bij me heb. De nacht viel en ik sliep alleen in. Onderweg voegden een man een twee vrouwen zich bij mij in de coupé. De volgende ochtend was het contact snel gelegd.
Ze waren op weg naar Thailand, Kolja, zijn dochter en zijn boekhoudster. Hij vertelde zijn levensverhaal. Het waren de laatste dagen van de Sovjet-Unie in 1991. Kolja zat in het leger en werd benaderd om na zijn diensttijd mensen af te persen. Waarom niet, dacht hij. Met studeren verdien je niets. Het was een tijd van wetteloosheid. Hij besloot op het aanbod in te gaan.
Van het geld dat hij binnenkreeg, moest hij echter een deel afstaan aan de politie. Hijzelf was een kleine crimineel, onder aan de ladder. Kolja verdiende daarom uiteindelijk niet veel. Daarom stopte hij met zijn zaakjes. Hij kwam zonder inkomsten te zitten, zwierf door de bossen en begon een nieuw leven als boer.
En daar kwam het. Eenmaal uitgesproken, legde hij eten op tafel: zelfgebraden eend, tomaten en brood. Ik moest er vooral zo veel mogelijk van nemen en mocht het laatste stukje eend.
Ik voelde me ongemakkelijk. Ik had niets bij me. Het spijt me, zei ik tegen Kolja. Het was geen probleem. Integendeel. De voormalig crimineel nodigde me uit op zijn boerderij. „Je kunt een boek schrijven over mijn leven.”