Mosul was laatste bolwerk IS in Irak
De stad Mosul, die zondag door het Iraakse leger is bevrijd, is na de hoofdstad Bagdad een van de grootste steden van Irak. Het is de hoofdstad van de olierijke provincie Nineveh en ligt circa 400 kilometer ten noordwesten van Bagdad.
Mosul is van oudsher een belangrijke thuishaven voor soennieten. Ook christenen, jezidi’s, Koerden, Turkmenen en tal van andere etnische en/of religieuze groepen vonden een thuis in de stad.
Al jarenlang gaan de inwoners van Mosul gebukt onder geweld en terreur. Na de val van het regime van Saddam Hussein in 2003 zochten tal van medestanders van de verdreven dictator er hun toevlucht. Veel van deze mensen sloten zich aan bij de terreurgroep Islamitische Staat (IS) om te strijden tegen de door sjiieten gedomineerde regering in Bagdad.
In juni 2014 wisten strijders van IS Mosul in handen te krijgen. Vanuit de stad riep IS-leider Abu Bakr al-Baghdadi het kalifaat uit voor delen van Irak en buurland Syrië.
Voor de verovering van de stad door IS telde Mosul circa 2 miljoen inwoners. In oktober vorig jaar begonnen het Iraakse leger en zijn bondgenoten een militaire operatie om de stad te bevrijden. Volgens schattingen van hulporganisaties en andere bronnen hebben sindsdien 900.000 mensen de stad verlaten. Ook zijn duizenden doden gevallen. Verder blijkt uit satellietbeelden dat circa vijfhonderd gebouwen zijn verwoest. Volgens de Verenigde Naties kost de wederopbouw van de stad circa 1 miljard euro.
Het is voor IS een grote klap dat het Mosul moest opgeven. Door de nabijheid van Syrië en Turkije was de stad strategisch van groot belang voor de terreurgroep. Na het verlies van Mosul heeft IS in Irak geen grote stad meer onder controle.