Kritiek op subsidiëring cultuursector in Rotterdam
De gemeente Rotterdam geeft de kunst- en cultuursector jaarlijks 29 miljoen euro subsidie, zonder na te gaan wat er met het geld gebeurt. Dat stelt de Rekenkamer Rotterdam in een vandaag uitgebracht rapport waarin de Rotterdamse kunstinstellingen worden doorgelicht.
„Weliswaar verbindt de gemeente naast artistieke doelen ook politieke doelen aan de subsidies, zoals een groter aantal bezoekers, maar deze doelen worden meer als een inspanningsverplichting dan als resultaatverplichting beschouwd. Maar subsidies aan de kunst- en cultuursector moeten verplicht afgewogen worden aan het resultaat”, zegt de directeur van de Rekenkamer Rotterdam, drs. R. B. M. Mul.
De rekenkamer beoordeelde de jaarplannen van de instellingen die een subsidie krijgen van de gemeente. Het blijkt dat de subsidies als voorschot op de jaarplannen worden verstrekt en dat deze na beoordeling van de jaarverslagen definitief worden vastgesteld. „Evenals het Rijk laat de gemeente de artistieke beoordeling van kunstinstellingen over aan onafhankelijke commissies. Voor de beoordeling stelt de gemeente wel uitgangspunten vast, maar die zijn niet nader uitgewerkt in concrete doelen en criteria”, aldus het rapport. Mul: „Het is eigenlijk te gek voor woorden dat de subsidies na afloop van een seizoen zonder nadere motivering op hetzelfde niveau worden vastgesteld als dat ze oorspronkelijk zijn verleend. Ook als een instelling minder activiteiten of bezoekers heeft gerealiseerd dan was afgesproken. Het college handelt daarmee in strijd met de door de gemeenteraad gestelde regels voor budgetsubsidies.”
De aanbevelingen van de Rekenkamer Rotterdam zijn gericht op het verbeteren van de verantwoording van en de controle op ontvangen subsidiegeld. Bovendien moet de gemeente de instellingen vragen om een jaarlijks of tweejaarlijks cultuurverslag van wat er met het geld gedaan is.
Het college wijst in een reactie het onderzoek en de daarop gebaseerde conclusies af. Het vindt dat de Rekenkamer Rotterdam geen adequaat toetsingskader heeft gebruikt en dat hij zich baseert op onjuiste gegevens en verkeerde aannames. Een keuze tussen stimuleren of sturen acht het college niet wenselijk en ook niet mogelijk.