Kenia: dat geluk van die zwarte cobra is niet alles
Er stak een meterslange zwarte cobra voor ons de zandweg over. „Dit is echt bijzonder”, verzekert mijn Masaigids me. „In onze cultuur brengt dit geluk.”
Glimlachend vervolgen we onze wandeling, benieuwd naar de voorspoed op ons pad.
Een paar dagen later vaart een kapitein die niet uit zijn doppen kijkt, met volle snelheid zijn speedboot tegen onze boot. Het had veel erger kunnen aflopen, maar een diepe wond met rafelranden op mijn scheenbeen is toch pijnlijk. Het ongeluk aan de Keniaanse kust markeert het begin van wekenlange fysieke rampspoed.
Terug in Nairobi beland ik op de eerste hulp van een van ’s lands beste ziekenhuizen. Ik ben misselijk, duizelig en mijn been is vuurrood en opgezet. Bij het eerste loket trek ik een nummertje, waarna ik trillend plaatsneem in de wachtkamer. In Kenia zijn er geen huisartsen die de ernstige gevallen van minder ernstige scheiden. Mensen met alle soorten verwondingen komen dus op deze afdeling. Van een verstopte neus tot gebroken vliezen. Naast me zit een kermende oude man in een rolstoel, iets verderop een luid kuchend meisje.
Vijf uur duurt het voor ik een arts zie. „De wond is ontstoken”, constateert hij met een ernstige blik. Nog twee uur en zeven loketten sta ik met een ontsmet en ingepakt been weer buiten, 250 euro armer. De bruine papieren zak is volgestouwd met antibiotica. Daar zijn ze nogal dol op hier. Het advies: veertien dagen vijftien pillen per dag. Slik. Is dit echt nodig of wordt er gewoon aan me verdiend?
In de weken erna krijg ik tweemaal een flinke voedselvergiftiging en duiken er bacteriën en tropische parasieten op in mijn darmen. Inmiddels ben ik vaste klant om bloed te laten prikken en andere lichaamssappen af te geven voor inspectie. Dagen lig ik in bed en mijn productie daalt tot het minimum. Ziek zijn is altijd vervelend, maar misschien nog een beetje extra aan de andere kant van de wereld, als zelfstandig journalist.
De keerzijde: eigenlijk mag ik niet zeuren. In tegenstelling tot de meeste mensen kan ik het me hier veroorloven naar privéziekenhuizen te gaan. De doorsnee Keniaan moet aankloppen bij een staatskliniek. De zorg is dan wel gratis, maar de service en kwaliteit vaak belabberd. Jaarlijks sterven vele patiënten omdat ze niet op tijd worden geholpen.
Het positieve aan de Keniaanse gezondheidszorg is dat er, eenmaal in de kamer van de arts, uitgebreid de tijd voor je wordt genomen. „Kijk, dit is er aan de hand.” De dokter pakt een aantal afbeeldingen en begint het ingewikkelde proces stap voor stap uit te leggen. En terwijl de zuster citroensnoepjes uitdeelt, worden mijn vragen geduldig beantwoord. Een consult is hier niet aan tijd gebonden.
Maar nu is er dan goed nieuws. „Je bloed ziet er weer kerngezond uit”, zegt de verpleegster aan de telefoon. Hoera, ik ben weer beter! Laat dat geluk van de zwarte cobra maar komen.