IS probeert Deir al-Zor tot nieuwe hoofdstad van het kalifaat te maken
Wekelijks levert RD-correspondent Martin Janssen commentaar op actuele gebeurtenissen in het Midden-Oosten. Vandaag: VS en Turkije op ramkoers om Amerikaanse hulp aan Syrische Koerden.
De Verenigde Staten namen onlangs het besluit om Syrische Koerden die vechten voor de beweging Syrische Democratische Krachten (SDK) te gaan bewapenen. Dit was waarschijnlijk de meest vérreikende beslissing die Washington nam sinds in 2011 de Syrische crisis uitbrak. Het betekent dat de Verenigde Staten vastbesloten zijn deze SDK Islamitische Staat (IS) uit Raqqa (de zelf uitgeroepen hoofdstad van het IS-kalifaat) te laten verdrijven – ondanks heftig Turks verzet. Het betekent ook dat NAVO-bondgenoten Turkije en de Verenigde Staten op ramkoers liggen.
De Turkse president Erdogan leerde hieruit dat zijn nieuwe Amerikaanse ambtgenoot, Trump, inderdaad onvoorspelbaar is. Trump was zo ongeveer de enige westerse leider geweest die Erdogan na het referendum van 16 april had gebeld om hem met de uitslag hiervan te feliciteren. Daaruit trok Erdogan ten onrechte de conclusie dat de Verenigde Staten in Syrië zouden gaan samenwerken met Turkije.
Nadat bekend werd dat Washington de Syrische Koerden ging bewapenen, waren de reacties in Turkije furieus. Premier Yildirim dreigde met consequenties voor de Verenigde Staten. De Turkse minister van Buitenlandse Zaken, Cavusoglu, zei dat „ieder wapen dat de Syrische Koerden krijgen een bedreiging voor Turkije vormt.” Het leek er bijna op alsof Washington Turkije de oorlog had verklaard.
Washington verdedigde zijn besluit door opnieuw te wijzen op het grote belang van de Syrische Koerden voor de strijd tegen IS.
De organisatie IHS Markit is gespecialiseerd in het leveren van informatie op het gebied van contraterrorisme. De organisatie heeft alle aanvallen tussen 1 april 2016 en 31 maart 2017 op IS in Syrië in kaart gebracht. Hieruit bleek dat het Syrische leger en zijn bondgenoten verantwoordelijk waren geweest voor 43 procent van alle gewapende confrontaties met IS. De Koerden waren goed voor 17 procent.
Deze cijfers weerlegden het steeds herhaalde mantra dat het door Rusland ondersteunde Syrische leger niet tegen IS zou vechten, maar uitsluitend tegen ‘gematigde’ rebellen. Columb Strack van IHS Markit gaf hierop als commentaar dat „de ongemakkelijke werkelijkheid luidt dat IS en andere jihadistische milities profiteren van de Amerikaanse pogingen om de Syrische regering te verzwakken.” Hij wees er tevens op dat de belangrijkste strijd momenteel wordt geleverd in het Syrische Deir al-Zor.
Op 17 september 2016 bombardeerde de Amerikaanse luchtmacht het Syrische leger in Deir al-Zor. Washington zou later verklaren dat het per abuis hadden aangenomen dat het IS-strijders betrof. IS in Deir al-Zor werd echter enorm geholpen door dit Amerikaanse bombardement.
IS controleert al zo’n 90 procent van Deir al-Zor en probeert de hele stad in handen te krijgen. Die zou vervolgens een alternatieve hoofdstad voor het kalifaat kunnen worden. De strijd tegen de IS is daarom nog lang niet voorbij.