Binnenland

Familie Roos verborg Joden tegen elke prijs

Verzet tegen de Duitsers kostte een familielid het leven. Verraad door NSB-buren lag constant op de loer. Toch bleef de familie Roos zich inzetten voor Joden. Eerder dit jaar werd er voor de vijfde keer binnen deze familie een Yad Vashemonderscheiding uitgereikt. Een vrij uitzonderlijk feit.

2 May 2017 17:48Gewijzigd op 16 November 2020 10:27
De broers Arie Bruijn (links) en John Bruyn bij de boom die hun moeder in Israël plantte bij Yad Vashem. beeld familie Bruijn
De broers Arie Bruijn (links) en John Bruyn bij de boom die hun moeder in Israël plantte bij Yad Vashem. beeld familie Bruijn

Zeven broers en zussen en hun ouders hielpen tijdens de Tweede Wereldoorlog Joden. Het onrecht dat Joden werd aangedaan en het feit dat het Gods verbondsvolk betrof, waren de belangrijkste motieven voor de van oorsprong Alkmaarse familie Roos, betrokken leden van de Gereformeerde Kerk, om de verdrukten onderdak te bieden.

Ans Roos was degene die als eerste binnen de familie Joden hielp, vertelt haar neef, de 76-jarige Arie Bruijn uit Alphen aan den Rijn. „In 1938 haalde ze haar diploma als verpleegster. Samen met haar aanstaande schoonzus Annie Cornelisse ging ze naar aanleiding daarvan door Duitsland liften. Daar zag ze de Jodenvervolging.” Joden werden bespot en uit het openbare leven geweerd.

„Die Jodenvervolging zette Ans aan het denken”, vult broer John Bruyn (77) aan. John, die al 44 jaar in Tasmanië woont, was in maart en april in Nederland. Op 7 maart werd er namelijk postuum een Yad Vashemonderscheiding toegekend aan Wim Roos en Annie Roos-Cornelisse.

Arie: „Ans ging aan de slag in het Wilhelmina Gasthuis in Amsterdam. Ze verzorgde daar ook Joodse mensen. Toen Nederland werd bezet, kwam ook hier de vervolging. Joden mochten niet meer worden verpleegd in het Wilhelmina Gasthuis. Ans protesteerde hier met collega’s tegen door een brief te sturen naar Seyss-Inquart. Maar ze kreeg geen reactie.” Ans ontpopte zich als de Jodenhelpster van de familie. John: „Ze zocht adressen om Joden onder te brengen en had zelf ook onderduikers. De eerste was een Joodse communist die in Spanje had gevochten tegen Franco.” Arie: „Eigenlijk werd iedereen geholpen.”

Korte contacten

De eersten bij wie Joden vaak aankwamen, waren Ans’ ouders, die dicht bij het station in Alkmaar woonden. Arie: „Daar verbleven mensen maar een paar dagen.” Mogelijk ligt het aan die korte contacten dat de ouders nooit een onderscheiding kregen. Die moet namelijk worden aangevraagd door Joden die zijn geholpen. Leden van de familie Roos die twee of drie onderduikers hadden, maar wel voor enkele jaren, zijn wel onderscheiden. Ans werd in 1964 de eerste van de familie die een Yad Vashemerkenning kreeg.

Voor Kees Roos, een jonge Amsterdamse agent, begon het verzetswerk in 1941. John: „Bij de eerste razzia in februari 1941 in Amsterdam liet hij samen met een andere agent Joden ontsnappen. Die mensen konden via de achteruitgang van het politiebureau vluchten. Enkelen werden met de trein naar Alkmaar gestuurd, waar Ans en anderen naar onderduikadressen zochten. Ik denk dat er binnen onze familie meer Joden zijn ondergedoken dan we officieel weten.”

De getrouwde Kees en zijn vrijgezelle zus Ans zaten beiden in een verzetsgroep. Kees pleegde met deze groep in 1943 een aanslag op het Amsterdamse bevolkingsregister. Kees en Ans werden beiden opgepakt. Ans kreeg twaalf jaar gevangenisstraf, maar dat werd teruggebracht naar een jaar. Ze zat vast in het Duitse Kleef. Daar liep ze tbc op. Na haar vrijlating ging ze meteen aan de slag als koerierster binnen het verzet.

Dodencel

Met Kees liep het veel ernstiger af. Zijn vrouw was hoogzwanger toen hij met elf anderen werd vastgezet in een dodencel in de Weteringschans in Amsterdam. Arie: „Daar werd steeds uit de Bijbel gelezen en gebeden en gezongen. Kees schreef ook afscheidsbrieven aan zijn gezin en familie.” Terwijl hij gevangenzat, werd zijn dochter Corrie geboren. John: „De vroedvrouw mocht Corrie nog even naar haar vader brengen. Kees kon zijn dochter in zijn armen houden. Een paar dagen later is hij gefusilleerd.”

Kees’ vader ging in de tussentijd nog naar de gevangenis. Hij wilde in de plaats van zijn zoon worden geëxecuteerd, maar dat werd niet toegestaan. Arie toont een brief uit Berlijn. „De vrouw van Kees heeft een gratieverzoek gestuurd naar Himmler. Een maand na de executie kreeg ze een reactie van een hoge ambtenaar. In die brief stond dat Kees al was gedood en dat er voor zijn daad geen gratie zou zijn verleend.” Kees kreeg in 1986 postuum een erkenning.

De ouders van Arie Bruijn en John Bruyn, Jan Bruijn en Thea Bruijn-Roos, verborgen in de oorlogsjaren in Alkmaar enkele Joden die het allemaal overleefden. De helpers maakten een ogenschijnlijk rustige periode door zonder grote dreigingen. John: Voor mijn ouders was het wel spannend. De onderduikers werden geblondeerd.” Arie: „Ik heb nog bij onderduikers op schoot gezeten. Het leven ging zo veel mogelijk gewoon door. Aan tafel werd er uit de Bijbel gelezen en voor de onderduikers gebeden. De Joden wilden eigenlijk niet geloven dat ze door de Duitsers zouden worden vermoord. Ze verdrongen die gedachte.”

Eind maart overleed in Israël een van de voormalige onderduikers, de 97-jarige Alice Perez-Tischauer. Arie en John wilden haar voor haar dood nog bezoeken, maar kwamen net te laat in Israël aan. De broers bezochten wel Yad Vashem, waar de boom staat die hun moeder in 1980 met Alice en haar man plantte. Arie: „Ik weet nog dat Alice Tischauer in 1980 bij het planten zei dat mijn moeder een groot geloof had.”

De ouders van John en Arie werden in 1979 onderscheiden. Voor vader, die al was overleden, was het een postume erkenning. Ook een broer en een schoonzus van hun moeder werden toen onderscheiden. Deze Utrechters maakten eveneens relatief rustige oorlogsjaren door.

Schoonmaak

Dat was heel anders voor Wim Roos en Annie Roos-Cornelisse uit Alkmaar, die op 7 maart postuum werden onderscheiden voor het verbergen van Joden. Arie: „Zij zijn door het oog van de naald gekropen. Naast hen woonden namelijk NSB’ers. Die wisten dat er Joden waren verborgen. Ze dreigen de Joden te verraden als Annie niet de gezamenlijke put bij het huis schoonmaakte. Maar er is gelukkig nooit aangifte gedaan.”

Een dochter van de twee nam de erkenning op 7 maart in ontvangst. Hierbij waren ook John en Arie, evenals een 93-jarige voormalige onderduiker. John is blij dat hij vooral voor deze gebeurtenis, in zijn geboortestad Alkmaar, naar Nederland is gekomen. „Ik ervoer die laatste uitreiking als een soort eerbetoon aan onze hele familie.”

Vijf onderscheidingen

Arie Roos en Antje Roos-Tensen uit Alkmaar hadden zeven kinderen. Van deze zeven kregen er vijf de Yad Vashemonderscheiding. Voor het echtpaar zelf is nooit een onderscheiding aangevraagd, ondanks dat zij wel vaak het eerste adres waren waar Joden tijdelijk verbleven. Ook hun destijds vrijgezelle dochters Jorina en Cornelia zijn niet onderscheiden. Zij hielpen op de achtergrond wel mee bij het verbergen van Joden. Jorina en Cornelia woonden in de oorlog niet bij hun ouders thuis.

Onderscheidingen werden uitgereikt aan:

  • Ans Roos (1964) uit Amsterdam, de motor achter het helpen van Joden. Zij had zelf ook onderduikers.

  • Jan Bruijn en Thea Bruijn-Roos (1979) uit Alkmaar voor het onderdak bieden aan Joden. Jan was ten tijde van de uitreiking al overleden. De onderscheiding is aan Thea overhandigd.

  • Ton Roos en Annie Roos-Korver (1979) uit Utrecht voor het onderdak bieden aan Joden.

  • Kees Roos (1986) uit Amsterdam voor het helpen ontsnappen en onderduiken van Joden. Kees is gefusilleerd. De onderscheiding is postuum toegekend.

  • Wim Roos en Annie Roos-Cornelisse (2017) uit Alkmaar voor het onderdak bieden van Joden. Beiden waren al overleden. De onderscheiding is postuum toegekend.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer