Misbruikslachtoffer Vangheluwe schrijft ”Brief aan de paus”
„Heb ik gezondigd omdat ik ooit moest zweren om het geheim te houden en beloofde hem nooit te verraden en ik het, net als Judas, wel heb gedaan?”
Die vraag stelt de door zijn oom seksueel misbruikte Mark Vangheluwe in zijn ”Brief aan de paus” (uitg. De Bezige Bij, Amsterdam). De Vlaamse auteur –beeldhouwer en fotograaf– onthulde in 2010 een van de grootste schandalen in de Rooms-Katholieke Kerk door het misbruik dat zijn oom Roger Vangheluwe pleegde, openbaar te maken. Roger Vangheluwe was op dat moment bisschop van Brugge en trad na de onthulling af. Later bleek hij ook een andere neef en nog een derde slachtoffer misbruikt te hebben.
Lange tijd werd het misbruik verzwegen door de familie en door de kerk, schrijft Mark Vangheluwe. Zijn ouders wisten er geen raad mee en kozen ervoor de eer van de familie hoog te houden. Hij en zijn vrouw, die hij steevast „de koningin” noemt, werden om die reden zelfs getrouwd door zijn oom. „De gezegende ringen hebben de koningin en ik nooit gedragen, ze deden ons meer aan de stomme smoel van hem denken dan aan onze liefde voor elkaar.”
Zooitje
Ergens begin jaren zeventig, met Pasen, begint het misbruik. Mark is dan vijf jaar oud. Hoe het kerkelijke en godsdienstige leven vermengd raakt met het duister van het misbruik, beschrijft het slachtoffer op indringende wijze, soms ook in grove bewoordingen. Dat God almachtig is, kan hij inmiddels niet meer geloven, „want anders zou Hij toch moeten hebben optreden?”
Het vertrouwen in de kerk, in wat „Jezus Christus ons hier heeft nagelaten”, verdween. „Ze hebben er een zooitje van gemaakt”, schrijft Vangheluwe, om eraan toe te voegen dat de kerk hem gestolen kan worden.
Zijn ”Brief aan de paus” komt tot stand nadat hij in een gesprek met kardinaal Danneels –in hiërarchie boven zijn oom gesteld– te horen krijgt dat niet hij, maar de paus gezag over de „nonkel bisschop” heeft. Het boek wordt een relaas van alles wat er gebeurde voor en na de openbaarmaking van het misbruik. Vangheluwe voelt zich geïntimideerd door de kardinaal, ervaart daardoor een soort flashback en hervalt „in oude gewoonten van onderdanigheid.” „Ik die even dacht sterk genoeg te zijn om het gevecht aan te gaan, zat daar tegenover de kardinaal als een klein kindje te zoeken naar eenvoudige woorden om duidelijk te maken dat iemand me dertien jaar aan één stuk had verkracht.”
Geen ontkomen aan
Zeven jaar van „afwachten en weinig vooruitgang”, jaren van zoeken naar erkenning, zijn voorbij. „Het is niet de waarheid die de mens groot maakt, maar de mens die de waarheid groot maakt”, schrijft hij de Chinese filosoof Confucius na.
Bij zijn vrouw, de koningin, en zijn drie kinderen, „de opvolgers”, voelt Vangheluwe zich nu thuis. De „koningin” schrijft in het dankwoord dat ze trots is op de berg die hij beklom, „hoog, moeilijk en o zo zwaar.” En de auteur zelf beseft: „Er is geen ontkomen aan, de bisschop blijft hoe dan ook een deel van mijn leven.”