Celstraf voor diefstal schilderijen Van Gogh
Het openbaar ministerie heeft dinsdag voor de rechtbank in Amsterdam zes en vijf jaar cel geëist tegen achtereenvolgens Octave D. en Henk B. Justitie verdenkt de twee 31-jarige mannen van de diefstal van twee schilderijen uit het Van Gogh Museum in de hoofdstad in december 2002.
De staat en het museum eisen van de verdachten bovendien een schadevergoeding van 1,8 miljoen euro. De verdachten, beiden met een lange reeks inbraken op hun kerfstok, ontkennen iets met de kunstroof te maken te hebben.
Na de diefstal zijn bij het museum een petje en een muts gevonden waarop sporen van de twee mannen zijn aangetroffen. De verdachten zeggen dat zij die kledingstukken verloren of achtergelaten hebben en dat onbekenden die bij de diefstal hebben gebruikt.
Ook de raadslieden van het tweetal menen dat het OM zich niet blind kan staren op de gevonden DNA-sporen. Zij vroegen vrijspraak. „Het bewijsmateriaal is dubieus of ontoereikend”, aldus advocaat B. Ficq. Hij suggereerde dat anderen de hoofddeksels er hebben neergelegd om D. en B. erin te luizen. „De kans dat twee inbrekers beiden hun pet en muts verliezen en niet oprapen, is eenhonderdste procent.”
Zaterdagochtend 7 december 2002 werden twee werken van Van Gogh gestolen. De dieven klommen via een ladder op het dak van het museum, beukten een raam kapot en gingen naar binnen. Met de schilderijen lieten zij zich langs een touw naar beneden glijden en vertrokken in een vluchtauto.
Zij stalen ”Zeezicht bij Scheveningen” (1882) en ”Het uitgaan van de Hervormde Kerk te Nuenen” (1884). Het zijn twee van Van Goghs vroege werken, die elk een waarde hebben van 2 miljoen euro. De schilderijen zijn nog altijd spoorloos. De geëiste schadevergoeding is de getaxeerde waarde van de schilderijen.
De zoektocht naar de daders werd bemoeilijkt doordat er nauwelijks beelden zijn van de kunstroof. Er bestaan enkele vage opnames van het beklimmen van de ladder. Van de roof binnenin bestaan geen beelden, ondanks de aanwezigheid van beveiligingscamera’s en -medewerkers in het museum. „Kennelijk is de beveiligingsmedewerker die de beelden bekeek, door de chaos vergeten de opnameknop in te drukken”, aldus de rechter.
Begin 2003 kwamen D. en B. in beeld na een tip van een informant van de politie. Rechercheurs luisterden vervolgens telefoongesprekken af en observeerden het tweetal. Justitie constateerde dat de twee gespannen telefoongesprekken met elkaar voerden naar aanleiding van een aankondiging dat de roof in het tv-programma Opsporing Verzocht aan de orde zou komen. Verder vond justitie dat de twee mannen veel geld uitgaven in vergelijking met hun inkomsten. Eind vorig jaar werden de twee opgepakt.
Volgens de verdachten moet het OM niets zoeken achter de paniekerige telefoongesprekken. Volgens D. ging het om de liquidatie van Cor van Hout, die in dezelfde aflevering van Opsporing Verzocht zou worden behandeld. „Ik was een van de laatsten die nog contact had met Van Hout voordat hij werd doodgeschoten.” Het geld voor reisjes en dure cadeaus is volgens hem afkomstig van onder meer „de handel in wiethokjes, horloges en Louis Vuitton-tasjes.” B. zegt geld overgehouden te hebben aan een hasjdeal.
Uitspraak 1 juni.